KU-32 (1923)
Drogeham (Fr.)
plaggenhut
1:200
1:400
In de loop van zijn onderzoek raakte Uilkema sterk geïnteresseerd in plaggenhutten en andere minimale behuizingen. Wat hem daarbij het meest boeide waren de constructies van dergelijke gebouwen. In deze eenvoudige, veelal door de bewoners zelf opgetrokken onderkomens kon men de meest primitieve draagconstructies aantreffen. Uilkema hoopte hierin nog restanten te kunnen terugvinden van oude bouwwijzen die bij de gewone boerderijen niet meer bestonden. Ook wat de indeling betreft zou men hier, naar hij meende, misschien nog kenmerken kunnen tegenkomen die elders als gevolg van de toenemende welvaart waren verdwenen. Uilkema was op zoek naar de ‘oervorm’ van de verschillende huistypen en hoopte via deze ongebruikelijke weg met zijn onderzoek een stapje verder te komen.
De hier afgebeelde plaggenhut was een uiterst eenvoudig maar in zijn soort goed onderhouden exemplaar. De scheve en bochtige wanden waren, afgaande op de foto, kort tevoren nog gewit, het strodak was oud maar gaaf en het erf was opgeruimd. Binnen was de ruimte verdeeld in een woongedeelte en een kleine schuurruimte, die door een houten wandje van elkaar gescheiden waren. De enige toegang bestond uit een lage deur van slechts anderhalve meter hoog in het midden van de zijgevel. De ruimte achter de toegangsdeur, die in open verbinding stond met de rest van het achterhuis, werd door de bewoners blijkbaar als portaal beschouwd en ‘voorhuis’ genoemd. In de woonkamer bevond zich de stookplaats, zoals overal in Friesland, aan de voorgevel tussen de beide ramen in. In de lage zijbeuk vond men drie bedsteden.
De draagconstructie van deze hut bestond uit kleine dekbalkgebinten met schoren en gebintplaten en daarboven een sporenkapje; boven de zijbeuken lagen korte oplangers; die middels de muurplaat op de slechts 25 cm dikke plaggenwanden rustten. Door de aanwezigheid van de gebinten hadden de wanden hier hoofdzakelijk een afsluitende functie. Boven het woongedeelte bevond zich op de gebintbalken een planken zoldering. De totale lengte van het gebouw bedroeg 8,50 m, bij een breedte van 5 m. De nok lag op 2,70 m hoogte en liep van voor naar achter iets af. De wanden bestonden uit beleemde en gewitte plaggen en waren aan de voet voorzien van een extra rij zoden ter versteviging. Het op de foto zichtbare anker in de voorgevel diende vermoedelijk ter bevestiging van een van de schouwbalken; de schoorsteen was geheel van hout.