Vooraf
Gedurende de meer dan zeven jaar waarin ik mij met Uilkema's werk heb bezig gehouden, heb ik van diverse zijden steun ondervonden. Het is helaas niet mogelijk om allen die op de een of andere wijze aan dit onderzoek hebben bijgedragen en daarmee mijn dank verdienen, individueel te noemen; slechts enkelen kan ik hier persoonlijk vermelden.
Allereerst gaat mijn erkentelijkheid uit naar mijn werkgeefster de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek, en sedert kort ook het Nederlands Openluchtmuseum, die mij gedurende een zo lange periode de ruimte en vrijheid heeft gegeven om het onderzoek naar eigen inzicht op te zetten en in alle rust te voltooien. De leden van de publikatiecommissie van de Stichting, Prof. dr. J.M.G. van der Poel, Drs. J.J. Voskuil en Prof. dr. ir. R. Meischke, hebben het hele onderzoek met grote persoonlijke inzet begeleid en zich met bewonderenswaardige blijmoedigheid heengewerkt door alle stapels papier die ik hen in de loop der jaren deed toekomen. In de vele stimulerende gesprekken die ik daarover met hen mocht voeren, hebben zij er door hun diepgaande kennis van de geschiedenis van het historisch boerderij-onderzoek en aanverwante vakgebieden in hoge mate toe bijgedragen dat ook míjn inzicht in deze materie geleidelijk werd verdiept.
Van de collega's die aan deze uitgave meewerkten, wil ik allereerst René Peeters noemen, die niet alleen als documentalist voor een belangrijk deel het afbeeldingenmateriaal en de vormgeving van het werk heeft verzorgd, maar die ook op het persoonlijke vlak mijn belangrijkste steun en toeverlaat is geweest. Co van Kleef, wiens werk bij de Stichting volledig in het teken van het Uilkema-onderzoek heeft gestaan, heeft geassisteerd bij het persklaarmaken van het werk en er door zijn loyale inzet toe bijgedragen dat het onderzoek in verhoogd tempo kon worden afgerond. En ook de directeur van de Stichting, Carlo Huijts, heeft veel van zijn tijd en energie gestoken in de definitieve samenstelling en lay-out van het werk en in de organisatorische begeleiding van de publikatie. De bibliothecaris van het Openluchtmuseum, Herms Lunenborg, is zo vriendelijk geweest zijn vakkundig oog te laten gaan over de literatuurlijst. Hem en zijn collega Tini Wienhoven dank ik bovendien voor hun collegiale hulp en grenzeloze geduld bij het opsporen van de vele, soms curieuze geschriften waarin de Nederlandse boerderijen en hun geschiedenis in de loop der tijd aan de orde zijn gekomen.
En ook buiten de eigen werkkring hebben velen aan het werk bijgedragen. Mijn moeder, mevrouw Mevr. I. van Olst-Lewin, verzorgde op professionele wijze de laatste, tijdrovende, correcties van de tekst en nam als vertaalster de Duitse samenvatting voor haar rekening. Tientallen belangstellende particulieren en medewerkers van openbare archieven en bibliotheken, van het Fries Museum, het kadaster en diverse plaatselijke archieven in Friesland hebben mij waardevolle informatie verstrekt. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en de Stichting Fonds Landbouw Export Bureau 1916-1918 stelden hun archieven voor dit onderzoek open; de Fryske Akademy in de persoon van Dr. J. Frieswijk leverde materiaal uit Uilkema's landbouwkundige nalatenschap. Grote dank ben ik ook verschuldigd aan de familie Uilkema en in het bijzonder aan Drs. R.U.J. Uilkema, die uit privébezit veel aanvullend materiaal voor het onderzoek ter beschikking stelde en informatie van soms zeer particuliere aard verstrekte. Dat deze omvangrijke en voor later onderzoek buitengewoon waardevolle collectie hier uiteindelijk kon worden gepubliceerd is niet in de laatste plaats te danken aan de financiële steun van de verschillende in het colofon genoemde instellingen.
Ellen van Olst
15 september 1991