Schipbreuk. Over kennis, cultuur en beschaving
(2008)–Cyrille Offermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Voor Marion | |
[pagina 9]
| |
De hoogste tijd
| |
[pagina 10]
| |
bleekt tot een slappe metafoor. Eeuwenlang kon het kerkelijke dreigen met helse pijnen effectief zijn omdat onze vroege voorouders min of meer vergelijkbare pijnen uit het dagelijks leven kenden. Voorstelbaar zijn die tijden voor ons, gewend als we zijn aan overvloed zonder gêne, alleen nog enigszins dankzij de verbeeldingskracht van de grote romanciers, kunstenaars en literair getalenteerde historici. Maar zelfs al in de tijd van Géricault stond die verbeeldingskracht onder druk van een idealiserende, in wezen ontdramatiserende censuur. De ontstaansgeschiedenis van zijn grote schilderij kan dat bewijzen.
Toch is dit op zijn hoogst de halve waarheid. In grote delen van de wereld, buiten de rijke enclaves in Europa, Noord-Amerika en elders, zijn de hardheid en de onzekerheid van het bestaan nog net zo groot als hier in lang vervlogen tijden. De potentiële slachtoffers kunnen zich tegen de rampen van alledag niet verzekeren; daarom kiezen velen voor de vlucht naar landen met draaglijker omstandigheden. Die vlucht is gevaarlijk, vaak verloopt ze catastrofaal. Afrikaanse bootvluchtelingen, in de golven omgekomen of meer dood dan levend op de zuidelijkste Europese stranden aangespoeld, doen onvermijdelijk denken aan de uitgehongerde schipbreukelingen van Géricault. De miljoenen vluchtelingen zijn symptomatisch voor de problemen in de wereld. Driekwart van de mensheid is van alle rijkdom buitengesloten en leeft zonder vooruitzicht op verbetering, een kwart van de wereldbevolking eigent zich driekwart van de energiebronnen toe. De veronderstelling dat onze verdere groei als vanzelf de arme landen tot ontwikkeling zou brengen, dat die landen gebaat zouden zijn bij een aansluiting op het economische wereldsysteem, is niet bewaarheid. Het tegendeel blijkt | |
[pagina 11]
| |
eerder waar: de explosieve economische groei van het Noorden heeft grosso modo niet de welvaart maar de afhankelijkheid en de machteloosheid van het Zuiden vergroot. We kunnen ons niet langer van den domme houden: er bestaat te veel overtuigend onderzoek dat de verbanden aantoont, hoe complex van aard dan ook, tussen de rijkdom hier en de ellende daar.Ga naar eind1 Niet uitgesloten dat ook menige Afrikaanse bootvluchteling er weet van heeft, dat hij doorziet dat de economische, ecologische en culturele ontwrichting van zijn oorspronkelijke leefgebied voor een fors deel veroorzaakt wordt door de ongelimiteerde behoefte aan energie en grondstoffen van de grote transnationale ondernemingen. In die zin komt hij naar Europa om verhaal te halen.
Zeker, dat wij, Europeanen, in een paar decennia ontstellend veel welvarender zijn geworden, daarover is geen twijfel mogelijk. Maar die welvaart heeft, ook voor ons, keerzijden waar we ons niet langer blind voor kunnen houden. Hoewel aanzienlijk minder dramatisch dan in de meeste landen van de derde wereld, nemen de ontwrichtende gevolgen van de ongebreidelde groei ook hier dreigende vormen aan. De stelling dat we even snel rijker worden als we in sociale en culturele zin verarmen, wordt allang niet meer alleen opgetekend uit de mond van notoire zwartkijkers. Jaren van neoliberaal beleid, van eenzijdige concentratie op eigenbelang en zelfredzaamheid hebben het besef van het (latent) gemeenschappelijke van situaties en problemen sterk aangetast. Egocentrische kansberekening en belangenbehartiging hebben het gevoel voor solidariteit en burgerzin verdrongen. Dat is des te dramatischer omdat de nieuwe machtsverhoudingen juist om méér solida- | |
[pagina 12]
| |
riteit en burgerzin vragen. Terwijl het globale kapitaal ongecontroleerd, door deregulerende overheden eerder aangemoedigd dan geremd, zijn gang gaat, verbrokkelen de maatschappelijke instellingen die voor een tegenwicht zouden kunnen zorgen. De burgers, zo blijkt, voelen zich vaak machteloos. Ze kunnen hun klachten aan niemand meer adresseren die zich verantwoordelijk acht voor hun onvrede. Degenen die daar het meest onder te lijden hebben, zijn makkelijke slachtoffers van populistische media en antipolitieke politici die hun voorspiegelen dat alle ellende te wijten is aan de ‘oude politiek’, alias de zakkenvullende carrièrepolitici van alle richtingen - een verwijt dat hout snijdt precies in de mate waarin die oude politiek vrijwillig, wellicht ook uit moeilijk traceerbaar eigenbelang, afstand doet van de mogelijkheid invloed uit te oefenen op die globale ondernemingen. De eenzijdige nadruk op economische groei heeft ook hier veel kapot gemaakt. Traditionele bestanden, waaruit elke vitale maatschappij put, kwijnen in hoog tempo weg. Zoals oude literatuur voor nagenoeg iedereen ontoegankelijk is geworden, zo verdwijnen ook de kennis en de ervaring nodig voor een sociaal en ecologisch verantwoorde revitalisering van de stedenbouw, het natuurbeheer, de gezondheidszorg, de culturele instellingen, het onderwijs. Kennis die niet of niet op zeer korte termijn bijdraagt aan de economische groei wordt systematisch gediskwalificeerd. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de belangstelling voor dergelijke kennis: leerlingen en studenten kiezen alleen nog vakken die snel een hoog inkomen lijken te garanderen, hoe bedrieglijk dat naderhand ook vaak blijkt te zijn. Het heeft een fatale wisselwerking in gang gezet: intellectuele basisvaardigheden en -attitudes worden op | |
[pagina 13]
| |
grote schaal en ingrijpend aangetast, zozeer dat de effecten ervan nu langzaam maar zeker ook duidelijk worden in de economie.
De socioloog Georg Simmel was een van de eersten die begreep dat het moderne leven een verandering van de persoonlijkheidsstructuur van het individu vereist. In een klassiek opstel uit 1903, ‘Die Groszstädte und das Geistesleben’, constateert hij dat het individu op het verhoogde ritme van het stadsleven reageert met ‘geblaseerdheid’ en ‘indifferentie’, maar ook met ‘een voortdurende nervositeit’, de paradoxale symptomen van een ‘neurasthenicus’, ofwel van iemand die lijdt aan een depressieve neurose. Daarmee bevestigde hij de observaties die literaire auteurs als Edgar Allan Poe en Heinrich Heine al veel eerder hadden gedaan. Simmels verontrustende diagnose geldt ruim een eeuw later niet alleen voor de bewoner van de metropool maar - mutatis mutandis - voor elke moderne burger, en wel in excessief toegenomen mate. De vraag naar de grootste veranderingen van de laatste jaren is zo moeilijk te beantwoorden omdat die veranderingen zich in hoge mate onttrekken aan wetenschappelijke analyse, nauwelijks in cijfers zijn uit te drukken en ook moeilijk adequaat te verwoorden. Ze liggen op het vlak van het maatschappelijke klimaat, ze hebben te maken met de alsmaar toenemende druk die vrijwel permanent en in alle regionen van het leven op de burgers wordt uitgeoefend. Alleen al de energie nodig voor het afweren van ongewenste informatie moet in vroegere tijden voldoende zijn geweest voor een uiterst productief bestaan. De toegenomen druk is uiteindelijk een gevolg van de economische concurrentie, die tot inzet van alle krachten | |
[pagina 14]
| |
dwingt. Deze druk leidt niet alleen tot bedenkelijke geopolitieke coalities en even bedenkelijke militaire interventies, maar ook, primair in de economische grootmachten, tot een dwangmatige versnelling van technologische innovaties die hoe en waar dan ook tijdwinst beloven. Want wat er ook mag zijn veranderd: tijd is nog altijd geld. Maar die tijdwinst levert de burgers niet de zeeën van vrije tijd op die optimistische futurologen nog in de jaren zestig van de vorige eeuw in het vooruitzicht stelden. Integendeel, ze heeft vooral geleid tot het ontstaan van de flexibele mens, die opgejaagd door een niet-aflatende stroom van deadlines op de korte termijn altijd tijd te kort komt.Ga naar eind2 Er valt maandelijks, wekelijks, dagelijks zoveel te beantwoorden, te regelen, te organiseren, te controleren en te evalueren dat het leven op de langere termijn er volledig bij dreigt in te schieten. Het is de dwang van de omstandigheden die leidt tot hectiek en kortademigheid, tot botheid en agressie, tot cynisme en corruptie. Het zijn de overspannen verhoudingen die maken dat we steeds meer gekweld worden door het deprimerende besef steeds minder tijd, energie en aandacht te hebben voor de dingen die er in het leven werkelijk toe doen.Ga naar eind3 Het ziet er niet naar uit dat die onvrede spoedig zal verdwijnen. Aangezien het gerucht aanzwelt dat we worden bedreigd door de groei-economieën van China, India en Brazilië, worden we ertoe aangemoedigd ook onze laatste energiereserves aan te boren. Alleen zo schijnen we de concurrentie nog te kunnen weerstaan. Maar of de materiële beloning daarvoor voldoende motivatie blijft bieden, is de vraag. Want aangezien met de grenzeloze begeerlijkheden van de markt ook de concurrentieverhoudingen in alle domeinen van het leven binnendringen, worden we nog steeds voortdurend op onze tekorten gewezen. Elke | |
[pagina 15]
| |
blik uit het raam, in een tijdschrift, op de tv, bevestigt die tekorten. We moeten meer, altijd maar meer, meer dan we zelf hebben, meer dan onze buren, collega's, vrienden - het einde is niet in zicht. Aldus heeft het menselijke tekort de verrassende gedaante aangenomen van het consumptieve tekort. Bij ongewijzigd beleid zullen jaloezie en ressentiment, achterdocht en lichtgeraaktheid onvermijdelijk en op grote schaal toenemen, dicht bij huis maar ook in de internationale betrekkingen. De door Simmel gediagnosticeerde neurasthenie is bepalend geworden voor de condition humaine in het tijdperk van de ontketende economische globalisering. Te vrezen valt dat de eenentwintigste eeuw de gouden eeuw wordt van de depressieve neuroticus, de onverschillige zenuwenlij der, het ongeleide projectiel.
De hoogste tijd dus om het roer krachtig om te gooien. De hoogste tijd de rampgebieden, hier en elders, in kaart te brengen. De hoogste tijd de reddingssloepen te bemannen en de schipbreukelingen aller landen aan boord te nemen. Na het verhaal van de schipbreuk van de Méduse in ‘Op zee’, het openingsdeel van dit boek, bevat het tweede deel essays ‘in de schaduw van de actualiteit’. Ze haken in op kwesties die de afgelopen jaren, vanaf 2004, de gemoederen in ons land hevig in beroering brachten. Ze zingen de lof van de eruditie, ze richten zich tegen de reductie van de Verlichting tot strijdparool, ze onderzoeken het verband tussen verveling en agressie, ze bepleiten een ethiek van de sterkere, ze bewonderen de onbaatzuchtigheid van een missiezuster, ze zetten vraagtekens bij de terugkeer van de religie, ze hekelen de Nederlandse ongastvrijheid. Het derde deel, ‘Tussen politiek en commercie’, bevat essays over literatuur en kunst. Soms zijn ook hier actuele | |
[pagina 16]
| |
discussies de aanleiding. In alle gevallen gaan ze over het belang en de betekenis van een vrije, niet op commercieel gewin gerichte literatuur en kunst. Ter sprake komen: een roman als schatkamer van het collectieve geheugen, de discussie over de wenselijkheid van een literaire canon voor het onderwijs, de vraag wat er gedaan moet worden om literatuur en kunst voor een breder publiek toegankelijk te maken, ontwikkelingen in het poëzieonderwijs en in de poëzie, de absurde commercialisering van de beeldende kunst. Het slotdeel, ‘Overzee’, plaatst het openingsessay in een breder kader. Uitgaande van de beroemdste schipbreuk uit de Europese (literatuur)geschiedenis - die van Robinson Crusoe - gaat het essay over de maritieme fase van de globalisering, over het kolonialisme als missieproject, over de export van de Europese beschaving en de ongewenste gevolgen daarvan, over het Europese zelfbeeld. Het boek eindigt met een verwijzing naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948). Of dat een zwaktebod is, zal nog moeten blijken. Als we, net als Amnesty International, de mensenrechten in plaats van de belangen van ‘onze’ economie tot leidraad van ons maatschappelijk handelen zouden maken, zal dat enorme gevolgen hebben voor onze politieke besluiten, onze publieke moraal en bijgevolg onze in het slop geraakte beschaving. |
|