Vooraf
Een opmerking vooraf lijkt me alleen nodig bij de laatste twee essays van dit
boek, bij ‘Ontkoppeling, vertraging’ en bij ‘Correspondentie(s)’.
‘Ontkoppeling, vertraging’ is geschreven voor het internationale poëzienummer van
Raster (nummer 15, 1980). Omdat ik me daarbij heb
geconcentreerd op een aantal dichters die tot de kring van dat tijdschrift
worden gerekend, zijn een aantal andere, veelal jongere dichters niet of veel te
incidenteel behandeld, Ik noem slechts de namen van Huub Beurskens, Wiel
Kusters, Peter Nijmeijer, Kees Ouwens, Martin Reints, Th. van Schoonhoven en
Hans Tentije.
Volledigheid heb ik ook in ‘Correspondentie(s)’ niet nagestreefd. In strikte zin
gaat het hier trouwens niet om een essay maar om een keuze uit de
boekbesprekingen die ik vanaf begin '79 voor De Groene
Amsterdammer heb geschreven. Achter elkaar gelezen en in de context van dit
boek kunnen die reacties wat minder toevallig en ad hoc blijken dan ze in het
weekblad vermoedelijk leken. Op een paar na betreft het boeken die ik tot de
belangrijkste van deze periode reken. Van de auteurs die hier alleen ontbreken
omdat hun werk in De Groene door een collega werd besproken
noem ik: Willem Brakman, Hugo Claus, Louis Ferron, Kester Freriks, Gust Gils,
Frans Kellendonk, Lidy van Marissing en Hedda Martens.
Dat ik er in ‘Correspondentie(s)’ van heb afgezien zoiets als een overzicht te
schrijven heeft met dezelfde scepsis te maken die me ervan weerhoudt vooraf iets
algemeens te zeggen over De kracht van het ongrijpbare.
november '82