Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Afwezigheid. Ik weet in Vlaandren ievers ver, in 't druischend moordgewoel, een luttel dings, een kleinigheid: een leege, stille stoel.. Die staat er weken, maanden reeds voor 't oud harmonium dat zonder spel nu treurt en zwijgt, geluidloos, koel en stom.. Waar bleef hij die in dezen stoel eens wild van Vlaandren zong, soms 's avonds, 's zomers als er zwoel een avondlucht daar hong?.. Waar bleef hij die zoo vreugdig soms daarin 't ‘Pascalis’ hief, eens 's morgends, als glycienengeur er roomzoet rook en lief?.. Waar bleef hij nu het Kerstmis werd? 't ‘Adeste’ zong hij niet en droevig was die Kerstmis nu, ach, zonder spel en lied.. Waar bleef hij? God, de regen drupt en langs mijn ruiten drijft.. En niemand zegt me, waar, waar toch mijn goede broeder blijft.. Vorige Volgende