Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] ‘Reveil’. Aan mijn broer Stan. Wachter, staan de sterren uit, is de hoorn der maan gerezen? Waar is 't licht, waar is de vlam? Gloeit geen huis, geen kruis, geen stam? Zou dat ginds geen dagraad wezen? Wachter, hoort gij geen geluid? Ging daar niet een haan reeds kraaien? Riep geen stem langs dezen weg? Kriept er niets in haag en heg? Ging geen roep het land doorwaaien? *** - Heer, 'k zie glorie oost en zuid, glorie zie 'k op huis en ruit! Vlaandren's uchtend bloost de paden, blinkt op heester, struik en hei; menschen roepen zacht en blij.. Vlaandren heeft zijn lot geraden: Vlaandren staat vol sterke daden. Vorige Volgende