Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Elegie. Aan mijne zuster Jet. De roode eik vlamt ett'rig in uw lanen en rijpt van pijn 'lijk een verkoortst kwetsuur; de weien, 't land, de wegen en de banen zijn ros-begruisd van blaêren; 't avonduur neigt blauwig als een druif op bosch en kruinen, o Vlaanderen, en uw land smookt als een vochtig vuur.... Uw bosschen storten stuk in roest en puinen.. Het smoorend veld is koel en guur. Het bloedend eikloof waait op al uw wegen lijk afgekorste rooven, ruig en rood; het braamgeblaert gloeit schaamvol en verlegen en 't is één drupp'ling bloeds aan kant en sloot; een lauwe mist waait droomend in de boomen die duist'ren in hun eigen stervensnood; uw lijkwa is gereed, uw dooden komen, - o Vlaand'ren, Vlaand'ren, - stil en groot. Ginds geelt het kwijnend en verouderd loover in d' halfverlichte zalen van uw bosch, dat er een gulden schijn vol zon gaat over de scheem'ring van het weeke, riekend mos en er een gloed van stoffelooze stralen 't geblaert verblijdt dat raakt van de aarde los. Begon de lijkdienst in de kathedralen, o Vlaand'ren, van uw stervend bosch? [pagina 70] [p. 70] Want de avondmist gaat als een wierook smoken aan al de welfsels van uw blond geblaert en uw verbronsde kruinen dof berooken wijl vreemde kaarsgloed door de loovers waart; ik neig mijn hoofd aan uw bemoste boomen en zie uw sterfuur van God's licht beklaard; uw lijkwa is bezaaid tot aan de zoomen van gouden tranen, bloed en aard'. Dan vallen droef uit uw beziekte dreven de blaeren, één na één, de takken af als naamt gij schreiend afscheid van uw leven aan de eeuw' ge boorden van uw eigen graf; dan kreunt de herfstwind door de kranke twijgen als zuchtte uw hart bij zooveel leed en straf; gij geeft terug, in snikken en in hijgen, Hem wat Hij als een vader gaf. Maar weer de eik vlamt krank'rig in uw lanen en rijpt van koorts lijk een doodsrood kwetsuur; zijn wonde zijpt op wegen, weien, banen; de rooven rijzen oovral waar ik tuur.... Zoo waaien leeg de doodsvermoeide kruinen; o Vlaand'ren, maar uw land is schoon in 't stervensuur.. Uw bosschen storten stuk in roest en puinen en 't klam geblaerte is geel en guur. Vorige Volgende