Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Groet aan den koning in het herstelde Brugge. (21 October 1918.) Al is mijn hart gebroken als een aarden kruik en drong 't verdriet mijn lijf in als water, al ben ik dood voor elk schoon gebruik, 'wijl door mijn vleesch een tocht gaat er voor geel-zwart Vlaandren, ruig en groot, van binnen blijft mijn hart rood voor den Koning en. 't Volk vol wonden. Hoor, hoor, 't kanon bomt op de ruit van mijn kluis in Baarn waar ik eenzaam woon; bonst als een vuist, ploft als een kluit. Een hoon, een hoon, een diepen hoon! De ruit klirt als in een tram die rijdt en buiten trillen de sterren in den blauwen nacht, de kaarsvlam trilt en splijt en mijn schaduw draaft op den wand en lacht... Heil mijn Koning ons weergezonden! De Pruis draagt den vloek als een kleed, de vloek is als olie in zijn gebeent, om al de smart, om al ons leed dat in ons bloed voor altijd is versteend; hoor, de nacht gromt van 't ver kanon als een bromvlieg die ergens zeurt. Straks brandt de nieuwe zon: Brugge en Gent is opgebeurd.. Ach, en Antwerpen doet mijn tranen vloeien, mijne oogen van zware angstpijn gloeien; 'k denk aan mijn zusters, mijn broers, Plantijn, en de schoone kerken die ginder zijn.. Maar heil, heil, mijn Koning, nu weergevonden! [pagina 21] [p. 21] Want mijn Koning is groot na God! Zon en maan staan stil in zijn blinkende bajonetten, de paarden der Pruissen beven om hun lot, de Noordzee was in schrik bij 't kraken zijner trompetten... De duinen waren bleek, het helm ontroerd, en 't zand verblijd onder alle voeten! O Koning, Koning, alle Belgen groeten U, blij vervoerd, saamverbonden, uit Amsterdam, Parijs, Brussel, Londen! Vorige Volgende