Intreê
Op een morgen ging ik naar de markt om mijn dagelijksche winst te halen.
De jonge zon scheen krachtig op de bedauwde bloemen en strooide juweelen in overvloed langs mijn pad.
Plots werd ik in den voortuin van een vriendelijke woning een hanekooi gewaar.
Hij was versierd met bloemeslingers en melati-snoeren hingen er van den bovenkant naar omlaag als witte wolk-rafels bij helderen zonneschijn. Een naakt, bruin kindje zat er in gevangen, dat aandachtig graaide in den met gele rijstkorrels bestrooiden grond.
Een groep vroolijke menschen zaten bij de roodvergulde gamelan-standaarden, gereed om de muziek in te zetten als welkomsgroet aan den straks bevrijden gevangene.