Avondvrede
De avond valt; donkere wolkgevaarten deinen voorbij als onstuimige golven op den grijzen vloed.
O mijn kind, wees rustig, mijn kind; wij zitten hier zoo veilig op de trede der waranda, overschaduwd door den muskaatboom.
Vlij je hoofdje tegen mijn boezem; ik zal je wiegen in mijn armen, zacht als het vogelnestje in gindsche twijgen.
Ween niet meer, mijn kind; mijn ziel zweeft heen en weer zooals een zwarte schaduw in het schijnsel van een flakkerend licht.
Met het woeste spel van wind en wolken hoog daarboven is het nu gedaan.
De gloed der maan zal den hemel kleuren en de wereld zal zijn als een donkerroode bloem, die langzaam opengaat.