Schets van de geschiedenis van 't toneel in de Maasgouw voor de Franse Revolutie
(1961)–Jef Notermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||
Zogenaamd Beroepstoneel in de Maasgouw.In de Gouden Eeuw heeft de gemeenteraad van Maastricht 'n besluit genomen, waaruit valt op te maken, dat er 'n gezelschap beroepsacteurs voor 't voetlicht mocht treden. ‘Alsoo Jan Baptiste van Fornenberch, meester van de Nederduitsche comedianten teghenwoordich alhier in de stadt synde, presenteert eene expresse comedie ter eere van den achtbaren Raadt te exhiberen, is goedgevonden sijn versoeck ende presentatie toe te staan, mits daertoe dach ende argument d'Edele Moghende Commissarissen Deciseurs sullen gelieven te verkiesen’. Wat er gespeeld is, waar en wanneer, weten we niet. Nadat de Zonnekoning vanaf 10 juni 1673 Maastricht had laten bombarderen, kon hij na de capitulatie de stad binnentrekken. Een van de eerste daden was 't laten optreden van Franse comedianten in 'n houten kraam op de Markt aan de noordzij van 't nieuw stadhuisGa naar voetnoot1). Veertig jaar nadien werd in 't oud raadhuis 'n Schouwburg ingericht, die slechts korte tijd als zodanig dienst deed. Toen in 1748 op 7 mei de Fransen wederom Maastricht hadden veroverd, lieten de officieren acteurs uit Frankrijk komenGa naar voetnoot2). De vroedschap stond hun de manege in de Jekerstraat af, waar ze tot 3 februari 1749 de ‘comédiens de Campagne’ konden toejuichen. De Prins van Oranje en baron van Aylva, gouverneur van de stad, hebben niet zo heel veel voor de Nederlandse letterkunde gedaan. Buiten de wallen mocht 'n Vlaams toneelgezelschap in 'n schuur de Trichtenaren amuseren met:
'n Soort opera, aangeduid met ‘Zang-Spelen’ werd ten gehore gebracht. De zeven titels luiden:
| |||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||
Moesten de Vlamingen ‘extra muros’ blijven, de ‘Comédiens de la ville de Maestricht’ kregen van Aylva volledige medewerking. Ruim 'n week na 't vertrek van de Franse bezetting speelden ze de 13de februari 1749 hun première. Op 3 februari 1750 kwam ‘Les Plaideurs’ van Racine op de planken. De financiën baarden permanent zorg. Zodoende bliezen ze in 1751 pianissimo de aftocht. In 1762 bracht 'n troep uit Dusseldorp ‘Le Cid’ van P. Corneille. De achtste maart 1763 traden ze voor 't laatst op. 'n Nieuwe groep was evenmin 'n lang leven beschoren. Na 'n paar maanden zagen de Trichtenaren de ‘représentation d'adieu’ in de vorm van Voltaires ‘L'Enfant prodigue’. September 1766 was er enig vertier tijdens de kermis. 'n Dozijn stukken van geringe betekenis kreeg 't publiek te zien. Merkwaardig is 't optreden van 'n Italiaan met 'n aantal kinderen in 1768. De stad applaudisseerde 'n week lang voor deze opéra's comiques. In 1769 kwamen de ‘comédiens de Son Altesse Electorale de Cologne’ twee maanden in Maastricht doorbrengen. Eind 1769 tot 't voorjaar 1771 was 'n middelmatig gezelschap gast in onze stad. Hogerstaande kunst bood 'n aantal spelers van 25 november 1771 tot Palmzondag 1773. Circa zeshonderd zit- en staanplaatsen bood de ruimte in de Jekerstraat. De plaats die men vandaag de dag ‘engelenbak’ of ‘'t schellinkje’ noemt, heette toen 't ‘Paradijs’. Er werd speciale aandacht besteed aan de coulissen en de rest van 't decor. Per jaar speelde men over de honderd keer. Doorgaans ving 't spel te half zes aan. De entreeprijzen varieerden van vijf stuiver tot vier schellingen. De laatste prijs gold voor de komst van Prins Karel Christiaan van Nassau-Weiburg, gouverneur van Maastricht. Van 1772 tot 1780 kostten de loges en 't parquet drie schellingen. Wij noemen slechts 't lyrisch drama ‘Roland’ in 1780, op 7 juli gespeeld, dat geweldige bijval oogstte. We menen hier 'n citaat te mogen overnemen uit 't omvangrijk werk van F. Faber. Histoire du Théêtre Français en Belgique depuis son origine jusqu'à nos jours, d'après des documents inédits reposant aux archives générales du royaume’Ga naar voetnoot3). Hij zegt o.m.: | |||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||
‘On vient de voir combien le théêtre français avait de succès dans la ville de Maestricht. Nous avons déja dit comment cette langue s'était implantée dans ce pays essentiellement hollandais, et l'on a pu se convaincre qu'elle y avait gagné droit de cité. Als 'n volkomen verdiende hulde onderschrijf ik van harte, wat Faber opmerkt over 't Jezwietentoneel in 't algemeen door middel van hun colleges en de talloze opvoeringen in West-Europa: ‘L'influence qu'elles ont exercée sur l'art dramatique est indéniable. De historicus betreurt, evenals wij, dat geen enkele tekst is overgeleverd. Slechts 'n aantal programma's kunnen 'n beetje idee geven van vorm, inhoud, plaats en datering. Wat de stof betreft, kan men Faber gelijk geven, zoals uit de Maastrichtse en Roermondse repertoria al overtuigend gebleken is: ‘Les sujets de ces différentes pièces étaient empruntés, en général, à l'Ecriture Sainte ou aux chroniques religieuses locales. Quelquefois, mais rarement, les Pères Jésuites mirent de l'antiquité paienne’ (O.C., t. I pp. 39-41). |
|