Dat blaffen is van Kees! Uit duizend honden kan Pim het geblaf van Kees herkennen. Heeft Keesje hem gevonden?
Hoor, daar is vaders stem! En die van Klaas! En Keesje blaft zo blij!
Vader, Klaas en Keesje komen hen te hulp. Hoera!
Een bons...
‘Ik stoot op hout,’ hoort Pim een vreemde stem. ‘Zoeken we wel op de goeie plaats?’
‘Ja, ja,’ zegt vader. ‘Dat hout is de vloer van de roef. We zijn op de goeie plaats. Maar of de kinderen... Pim, Ineke! Zijn jullie daar?!’
‘Ja, vader!’ antwoordt Pim.
‘Ineke ook?’
‘Ineke ook! We zijn hier allebei!’ Pim schreeuwt het zo hard, dat Ineke ervan wakker schrikt en aan het huilen slaat.
‘Hoera!!’ roept Klaas en hij danst op de bodem van hun omgekeerde schip. Met de handen als een koker om zijn mond schreeuwt hij nog harder in de richting van de ziekenboeg van de politieboot: ‘Moeder, ze zijn er!! Pim en Ineke, ze zijn er allebei!!’
En Keesje keft aan één stuk door en kwispelt met zijn staart. ‘Heb je een boor en een zaag voor mij?’ vraagt vader aan de schipper van de bergingsboot.
De gereedschappen zijn er in een ogenblik.
Pim hoort een boor knarsen in het hout boven zijn hoofd. Hij boort een gouden schijfje in de duisternis. Net een heldere ster.
Een smalle zaag steekt door het gat. Hij jaagt door het hout. Op Pims hoofd regent zaagsel. Het gouden schijfje wordt een gouden streep. De streep groeit tot een ruit.