Het Papiamentu is de volkstaal op de Benedenwinden - Aruba, Bonaire, Curaçao - en wordt volgens de laatste gegevens gesproken door een 200.000 Antillianen daar. Van deze ‘mengtaal’ wordt aangenomen dat zij haar basis vindt in Portugese slavenkampen van West Afrika en is ontstaan in de 17e eeuw. Tot in de veertiger jaren van deze eeuw is zij naar de achtergrond gedrongen door de ‘officiële’ taal, die der Nederlandse overheersers. Spaanse, Nederlandse en Engelse invloeden hebben zich vanzelfsprekend steeds sterker doen gelden in het Papiamentu, dat in de 20ste eeuw de moedertaal van de Benedenwinden is geworden.
De kunstliteratuur in de Nederlandse Antillen, om de term van Debrot even aan te houden, begint eind vorige eeuw in het Spaans. Die in het Nederlands en in het Papiamentu komen pas in en na de tweede wereldoorlog tot ontwikkeling. Spaanse, Portugese, Engelse, Nederlandse en Franse, kortom Europese invloeden hebben uiteraard ingewerkt op de letteren van beide talen. Vooral ook natuurlijk sinds vertalingen in het Papiamentu van Europees toneel als dat van Shakespeare, Molière, Pinter, Ionesco, zelfs Sophocles, zijn gemaakt en opgevoerd. Een parallelle ontwikkeling als in Suriname kon worden waargenomen.
Mengvormen dus van verschillende talen en culturen, die een gemeenschappelijke, eigen, hoewel nog niet uitgekristalliseerde, aard aan deze meertalige literatuur geven. Dat de taal en de cultuur in een toekomst van groter zelfstandigheid, van geringer afhankelijkheid van Nederland, zich meer en meer tot de Zuidamerikaanse regio zullen richten lijkt voor de hand te liggen. Dat zal sterker dan de taal alleen de ontwikkeling van een Antilliaanse literatuur in wording bepalen. Wat zulke wezenlijke zaken betreft, moet dit prentenboek een open einde hebben.