Romboud, of De getemde snorker(ca. 1715)–Jan Noozeman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Veertiende toneel. Wybrand. DAt kost dan mannen bloed, al was'er heintje man Of Belzebuik, geen droes en hout men daar nu van, Al kroop hy in een gat tien mylen diep, myn winken, 'k Laat staan myn vuisten, zal hem in de doodt doen zinken, Ses vaan, drie ellen, en vier spannen op het naust; Dan nog twee handen breet, en een vinger; 'k ben de gaust' Van heel Europa, ja van al de Waereld, kander Wel kloeker zyn als ik, ik ben een Alexander. Die zo net kappen zal, van boven deur zyn hert, Op dat hy met een slag, een dubbelde Arent wert. Had Mars zo een Soldaat, hy zou de goon bevegten, En zetten myn gelyk, een meester van zyn knegten. Die borst plaat is gebart, dit slag swaard als een vlim; Hakt hondert helmen deur, dit schilt hout onder 't zim. [pagina 25] [p. 25] Meer Legers als het hooft Medusa, 'k zel nou viske Met zulken stalen aas; ik ben een Bazaliske; Hy doodt met zyn gezigt, maar een die hem beziet; Maar ik ben anders wat, want zo het straks geschiet. Dat ik myn gramschap door myn oogen kom te tonen; Alwaar der duizendt, 'k zal de minste niet verschonen. Zy zullen tuimelen, als van 't schieten van Kanon. 'k Ben quaat als Rodemont, ja duller als Biron. Vorige Volgende