| |
| |
| |
Bibliografie
Van der Aa 1839-1851: A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, 13 dl., Gorinchem. |
Albach 1977: B. Albach, Langs kermissen en hoven. Ontstaan en kroniek van een Nederlands toneelgezelschap in de 17de eeuw, Zutphen. |
Albach 1994: B. Albach, ‘Een onvergetelijke Ariane. De eerste Amsterdamse toneelspeelster’. In: Spiegel Historiael 29, p. 79-83. |
Albach 1996: B. Albach, ‘30 juni 1655. Ariana Nooseman ontvangt fl. 76.50 voor zeventien optredens in de Schouwburg. De eerste vrouw op het toneel van de Schouwburg’. In: Erenstein, R.L. (hoofdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam, p. 234-241. |
Amoreuse liedekens 1984: Amoreuse liedekens, fotografische herdruk, ingeleid en toegelicht door J. Klatter, Amsterdam, Alphen aan den Rijn. |
ANS 1997: W. Haesereyn, K.Romijn, G. Geerts [e.a.], Algemene Nederlandse Spraakkunst , 2de geh. herz. dr., 2dln., Groningen. |
Apeldoorn 1925: L.J. van Apeldoorn, Geschiedenis van het Nederlandsche huwelijksrecht, Amsterdam. |
De Balbian Verster 1970: J.F.L. de Balbian Verster, Burgemeesters van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw. Naar de oorspronkelijke uitgave van 1932 in reprint uitgegeven door de Vereniging ‘Vrienden van het Amsterdam-boek’, Amsterdam. |
Barlaeus/Van der Woude 1967: Caspar Barlaeus, Mercator Sapiens. Oratie gehouden bij de inwijding van de Illustere school te Amsterdam op 9 januari 1632. Met Nederlandse vertaling en inleiding uitgegeven door S. van der Woude, Amsterdam. |
Bartelink 1999: G.J.M. Bartelink, Latijnse citaten en gezegden, 3e herz. dr., Utrecht. |
Van den Berg 1943: B. van den Berg, ‘Boers en beschaafd in het begin der 17e eeuw’. In: De Nieuwe Taalgids 37, p. 242-246. |
Van den Bergh 1972: H. van den Bergh, Konstanten in de komedie. Een onderzoek naar komische werking en ervaring, Amsterdam. |
Blécourt & Japikse 1919: A.S. Blécourt & N. Japikse, Klein plakkaatboek van Nederland (...), Groningen, Den Haag. |
Boccaccio/Breughel 1605: I. Boccaccio, De tweede 50. lustige historien ofte nieuwicheden, [vertaald door G.H. van Breughel], Amstelredam. |
Boccaccio/Coornhert 1644: I. Boccaccio, Vijftig lustige historien ofte nyeuwicheden, [vertaald door D.V. Coornhert], Amsterdam. |
Böse 1985: J.H. Böse, Prostitutie in de literatuur van de zeventiende eeuw. ‘Had de mensch met één vrou niet connen leven ...’, Zutphen. |
Bredero 1942: Bredero, G.A., Spaanschen Brabander. In: G.A. Bredero, Toneelspelen, Amsterdam. |
Bredero/Chamuleau & Adema 1983: G.A. Bredero, De klucht van de Meulenaer, vertaald en verzorgd door R.B.F.M. Chamuleau en H. Adema, Leeuwarden. |
Bredero/Daan 1971: G.A. Bredero, Kluchten, ingeleid en toegelicht door J. Daan, Culemborg. |
| |
| |
Bredero/Daan 1977: G.A. Bredero, Klucht van de koe, ed. Jo Daan, Culemborg. |
Bredero/Grootes 1999: G.A. Bredero, Moortje en Spaanschen Brabander, ed. E.K. Grootes, Amsterdam. |
Bredero/Stoett 1931: G.A. Bredero, Moortje, uitgegeven en toegelicht door F.A. Stoett, Zutphen. |
Bredero/Stutterheim 1974: G.A. Bredero, Spaanschen Brabander, ingeleid en toegelicht door C.F.P. Stutterheim, Culemborg. |
Bredero/Zaalberg & De Haan 1972: G.A. Bredero, Over-gesette Lucelle, ingeleid en toegelicht door C.A. Zaalberg, met medewerking van M.J.M. de Haan, Culemborg. |
Van Bree 1977: C. van Bree, Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands, Groningen. |
Breughel/Van Leuvensteijn 1985: De kluchten van Gerrit Hendericxsz van Breughel, tekstuitgave met inleiding, taalkundige studies en tekstverklaringen door J.A. van Leuvensteijn, 3 dln., Amsterdam. |
Brinkkemper & Soepnel 1989: Simpha Brinkkemper en Ine Soepnel, Apollo en Christus. Klassieke en christelijke denkbeelden in de Nederlandse renaissance-literatuur, Zutphen. |
Coffeng 1965: Joh.M. Coffeng, Lexicon van Nederlandse tonelisten, Amsterdam. |
Crena de Iongh 1959: A.C. Crena de Iongh, G.C. van Santen's Lichte Wigger en Snappende Siitgen, Assen. |
Van Deursen 1980: A. Th. van Deursen, Het kopergeld van de Gouden Eeuw. dl. 4: Hel en hemel, Assen. |
Van Deursen 1991: A. Th. van Deursen, Mensen van klein vermogen. Het kopergeld van de Gouden Eeuw, Amsterdam. |
Van Dillen 1954: J.G. van Dillen, Omvang en samenstelling van de bevolking van Amsterdam in de 17de en 18de eeuw, Amsterdam. |
Doorninck & De Kempenaar 1970: J.I. van Doorninck en A. de Kempenaar, Vermomde en naamloze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren, Amsterdam. |
Van Eeghen 1957: I.H. van Eeghen, ‘De eerste jaren van het athenaeum’. In: Het illustere begin van het Athenaeum, Amsterdam, p. 8-15. |
Emmer 2000: P.C. Emmer, De Nederlandse slavenhandel 1500-1850, Amsterdam. |
Franssen 1993: P.J.A. Franssen, ‘17 Augustus 1479: Gerard Leeu voltooit te Gouda het drukken van Die hystorie van Reynaert die vos. Oude verhalen voor nieuwe lezers’. In: Schenkeveld- Van der Dussen, M.A. (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, p. 109-114. |
Frijhoff 1997: Willem Frijhoff, ‘Het Amsterdamse Athenaeum in het academisch landschap van de zeventiende eeuw’. In: Haitsma Mulier, E.O.G., Heesakkers, C.L., et. al. (red), Athenaeum Illustre. Elf studies over de Amsterdamse Doorluchtige School 1632-1877, Amsterdam, p. 37-66. |
Geerts 1966: G. Geerts, Genus en geslacht in de gouden eeuw. Een bijdrage tot de studie van de nominale klassificatie en daarmee samenhangende adnominale flexievormen en pronominale verschijnselen in Hollands taalgebruik van de zeventiende eeuw, [z.p.]. |
| |
| |
Van Gelder 1980: E. van Gelder, De Nederlandse munten, Utrecht [etc.]. |
Gijswijt-Hofstra 1987a: Marijke Gijswijt-Hofstra, ‘Toverij voor Zeeuwse magistraten en kerkeraden, zestiende tot twintigste eeuw’. In: Gijswijt-Hofstra, M. en Frijhoff, W. (red.), Nederland betoverd. Toverij en Hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw, Amsterdam, p. 94-106. |
Gijswijt-Hofstra 1987b: Marijke Gijswijt-Hofstra, ‘Hoofdlijnen en interpretaties van Nederlandse toverij en hekserij’. In: M. Gijswijt-Hofstra en W. Frijhoff (red.), Nederland betoverd. Toverij en Hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw, Amsterdam, p. 256-279. |
Van Gils 1917: J.B.F. van Gils, De dokter in de oude Nederlandsche tooneelliteratuur, Haarlem. |
Goossens 1991: J. Goossens, ‘Ik en Trijntje Cornelis’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 107, p. 1-19. |
Grimel 1987: P.Grimel, The dictionary of Classical mythology, vert. door A.R. Maxwell-Hyslopp, Oxford. |
De Groot 1965: H. de Groot, Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-geleerdheid. Ed. F. Dovring, H.F.W.D. Fischer, E.M. Meijers, Leiden. |
Grootes 1988: E.K. Grootes, Het literaire leven in de zeventiende eeuw, 2e herz. dr., Leiden. |
Haerlems Oudt Liedt-Boeck ca. 1640: Haerlems Oudt Liedt-Boeck, Inhoudende Veele Historiale ende Amoureuse Liedekens, Haerlem. |
Haitsma Mulier 1997: E.O.G. Haitsma Mulier, ‘Geschiedbeoefening en geschiedopvatting aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre’. In: E.O.G. Haitsma Mulier, C.L. Heesakkers, et. al. (red.), Athenaeum Illustre. Elf studies over de Amsterdamse Doorluchtige School 1632-1877, Amsterdam, p. 67-90. |
Haks, 1985: D. Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw (...), Utrecht. |
Van Hamel 1973: A.G. van Hamel, Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland, 2de, ongewijzigde dr., Utrecht. |
Harrebomée 1858-1870: P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal of verzameling van Nederlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke uitdrukkingen van vroegeren en lateren tijd, 3 dln., Utrecht. |
Heesakkers 1982: C.L. Heesakkers, ‘Foundation and early development of the Athenaeum Illustre at Amsterdam’. In: Lias. Sources and documents relating to the early modern history of ideas 9, p. 3-18. |
Heesakkers, Rademaker & Blok 1982: C.L. Heesakkers, C.S.M. Rademaker en F.F. Blok, Vossius en Barlaeus. Twee helden die der dingen diept en steilt' afpeilen. Het Athenaeum Illustre en zijn eerste hoogleraren, Amsterdam. |
Van der Heijden 1998: M.P.C. van der Heijden, Huwelijk in Holland. stedelijke rechtspraak en kerkelijke tucht, 1500-1700, Amsterdam. |
Hellinga 1957: W. Gs Hellinga, ‘Het athenaeum en de anderen’. In: Het illustere begin van het Athenaeum, Amsterdam, p. 16-19. |
Van Helten 1881: W.L. van Helten, Vondel's taal. Een proeve van onderzoek naar de grammatica van het Nederlandsch der zeventiende eeuw. Vormleer, Rotterdam. |
| |
| |
Hermesdorf 1957: B.H.D. Hermesdorf, De herberg in de Nederlanden. Een blik in de beschavingsgeschiedenis, Assen. |
Hermkens & Van de Ketterij 1980/1984: H.M. Hermkens en C. van de Ketterij, Grammaticale interpretatie van zeventiende-eeuwse teksten. Instructiegrammatica, Groningen. |
Hermkens 1964: H.M. Hermkens, Bijdrage tot de hernieuwde studie van Constantijn Huygens' gedichten, Nijmegen. |
Hermkens 1981: H.M. Hermkens, ‘Het genus in het Hollands van de zeventiende eeuw’. In: Studies voor Damsteegt, Leiden, p. 65-77. |
Hermkens 1988: H.M. Hermkens, ‘De gebiedende wijs in zeventiende-eeuwse teksten, voornamelijk van Huygens. Een regressief-diachronische benadering’. In: J.A. van Leuvensteijn [red.], Uitgangspunten en toepassingen. Taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands, Amsterdam, p. 175-191. |
Hermkens 2003: H.M. Hermkens, , ‘Pronominale aanspreekvormen en imperatief bij de humanistische grammatici’. In: E. Ruijsendaal, G. Rutten, F. Vonk (red.): Bon jours Neef, ghoeden dagh Cozyn, Münster, p. 55-64. |
Hoftijzer & Lankhorst 2000: P. Hoftijzer, en O. Lankhorst, Drukkers, boekverkopers en lezers tijdens de Republiek, tweede, herziene druk, Den Haag. |
Hooft & Noozeman/Van Leuvensteijn & Stuart 1999: W.D. Hooft, Door-trapte Meelis en J. Noozeman, Lichte Klaartje, uitgegeven door Arjan van Leuvensteijn en Jeanine Stuart, Amsterdam, Münster. |
Horatius/Schrijvers 1980: Horatius, Ars Poetica, ingeleid, verantwoord, vertaald en voorzien van een nabeschouwing over Horatius' dichterlijk voortleven bij Bilderdijk door P.H. Schrijvers, Amsterdam. |
Hummelen 1982: W.M.H. Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. Studies over het Wit Lavendel en de Nederduytsche Academie, Den Haag. |
Hüsken 2001: W. Hüsken, , [recensie van W.D. Hooft, Doortrapte Meelis en J. Noozeman, Lichte Klaartje, ed. van A. van Leuvensteijn en J. Stuart, Amsterdam, 1999]. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 117 (2001), p. 208-210. |
Huygens/Hermkens 1987-1992: Constantijn Huygens, Trijntje Cornelis, ed. H.M. Hermkens, 4 bnd., Utrecht. |
Iepersch Oud-liedboek 1962: Iepersch Oud-liedboek. Teksten en Melodieën uit den volksmond opgeteekend door Albert Blyau en Marcellus Tasseel, [z.p.]. |
De Jong 1955: K.H.E. de Jong, De zwarte magie, tweede herziene druk, 's-Gravenhage. |
Joyce 1934: G.H. Joyce, Die christliche Ehe. Leipzig. |
Van de Ketterij 1981: C. van de Ketterij, ‘Over het annoteren van teksten’. In: Studies voor Damsteegt, Leiden, p. 115-128. |
Kleerkooper & Van Stockum 1914-1916: De boekhandel te Amsterdam voornamelijk in de 17e eeuw. Biographische en geschiedkundige aanteekeningen verzameld door M.M. Kleerkooper, aangevuld en uitgegeven door W.P. van Stockum Jr, 2 dln., 's-Gravenhage. |
| |
| |
Klein plakkaatboek 1919: Klein plakkaatboek van Nederland. Verzameling van ordonnantiën en plakkaten betreffende regeeringsvorm, kerk en rechtspraak (14de eeuw tot 1749). Ed. A.S. Blécourt & N. Japikse, Groningen, den Haag. |
Klifman 1983: Harm Klifman, Studies op het gebied van de vroegnieuwnederlandse triviumtraditie (ca. 1550- ca. 1650), Dordrecht. |
Koelmans 1970: L. Koelmans, ‘Wat twivelsamer licht...’. In: De Nieuwe Taalgids, 63, p. 299-300. |
Koelmans 2001: L. Koelmans, Het Nederlands van Michiel de Ruyter. Morfologie, woordvorming, syntaxis, [Assen]. |
Konst 2003: J.W.H. Konst, Fortuna, Fatum en Providentia Dei in de Nederlandse tragedie 1600-1720. Hilversum. |
Koppenol 2001: Johan Koppenol, De Schepping Anno 1654. Oudere letterkunde en de verbeelding, Amsterdam. |
De Korne & Rinkel 1987: Annet de Korne en Tineke Rinkel, Cursus Zestiende- en Zeventiende-eeuws Nederlands, Groningen. |
Kossmann 1910: E.F. Kossmann, Das niederländische Faustspiel des 17. Jahrhunderts. Mit einer Beilage über die Haager Bühne 1660 bis 1720, Den Haag. |
Kossmann 1915: E.F. Kossmann, Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van het Nederlandsche tooneel in de 17e en 18e eeuw, Den Haag. |
Kruyskamp 1947: C. Kruyskamp, Apologische spreekwoorden, 's-Gravenhage. |
Kuiper 1958: E.J. Kuiper, De Hollandse ‘schoolordre’ van 1625. Een studie over het onderwijs op de Latijnse scholen in Nederland in de 17de en 18de eeuw, Groningen. |
Langendijk/Meijer [z.j.]: P. Langendijk, Krelis Louwen of Alexander de Groote op het poëetemaal, opnieuw uitgegeven met inleiding en aanteekeningen door C.H.Ph. Meijer, [z.p.]. |
Leuker 1992: M.-Th. Leuker, ‘De last van 't huys, de wil des mans ...’. Frauenbilder und Ehekonzepte im niederländischen Lustspiel des 17. Jahrhunderts, Münster. |
Van Leuvensteijn 1986: J.A. van Leuvensteijn, ‘Genus en casus in het dagboek van Wouter Jacobsz’. In: Voortgang 7, p. 113-136. |
Van Leuvensteijn 1988: J.A. van Leuvensteijn, ‘Volgorde van subjecten, objecten en predicaatsnomen in zestiende-eeuws Hollands’. In: J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen, Amsterdam, p. 125-139. |
Van Leuvensteijn 1992: J.A. van Leuvensteijn, ‘Eine Kluft zwischen “Muttersprache” und “Vatersprache”. Adnominale Genusmarkierung in Dialekt und Standardsprache in den Niederlanden um 1600.’ In: J.A. van Leuvensteijn & J.B. Berns (eds.), Dialect and standard language in the English, Dutch, German and Norwegian language areas. Amsterdam, New York, Oxford, Tokyo. |
Van Leuvensteijn 1997: J.A. van Leuvensteijn, ‘Vroegnieuwnederlands (circa 1550-1650)’. In: Van den Toorn e.a. (red.) 1997, p. 227-272, 293-334, 357-359. |
Van Leuvensteijn 2003: J.A. van Leuvensteijn, ‘Epistolaire aanspreekvormen in de correspondentie van Maria van Reigersberch’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 118, p. 288-298. |
| |
| |
Van Leuvensteijn & Dekker 1990: J.A. van Leuvensteijn & M.C.H. Dekker, ‘Adnominale flexie en genusmarkering in 16de-eeuws Brugs’. In: Leuvense Bijdragen 79, p. 257-278. |
Van Leuvensteijn & Stalpers 1994: J.A. van Leuvensteijn & D. Stalpers, ‘Modaliteit in 16de- en 17de-eeuws Hollands. Voor wie de nuance waardeert.’ In: R. Boogaart, J, Noordegraaf (red.), Nauwe betrekkingen. Voor Theo Janssen bij zijn vijftigste verjaardag, Amsterdam, Münster, p. 145-154. |
Lima 1998: Robert Lima, ‘Plutonic magic versus satanic witchcraft in Tragicomedia de Calixto y Melibea’. In: Neophilologus 82, p. 221-233. |
Van Loey 1974: A. van Loey, Middelnederlandse spraakkunst. Vormleer I, Groningen. |
Lubach 1891: A.E. Lubach, Over de verbuiging van het werkwoord in het Nederlandsch in de 16de eeuw, Groningen. |
Mathijsen 1995: M. Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap, Assen. |
Mathijsen 1997: Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap, tweede herziene oplaag, Den Haag. |
Mnl.Hwdb. [ 1976]: Middelnederlandsch Handwoordenboek, bew. door J. Verdam. Onveranderde herdruk en van het woord sterne af opnieuw bew. door C.H. Ebbinge Wubben, 's-Gravenhage. |
MNW 1885-1952: Middelnederlandsch Woordenboek, door E. Verwijs en J. Verdam. 11 dln., 's-Gravenhage. |
Van Moerkerken 1898, 1899: P.H. van Moerkerken, Het Nederlandsch Kluchtspel in de 17de eeuw, 2 dln., Sneek. |
Molhuysen, Kossmann, Blok 1911-1937: P.C. Molhuysen, F.K.H. Kossmann en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch woordenboek, 10 dl., Leiden. |
Moormann & Uitterhoeve 1988: E.M. Moormann en W. Uitterhoeve, Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater, tweede gecorrigeerde druk, Nijmegen. |
Morreall 1987: J. Morreall [red.], The philosophy of laughter and humor, Albany. |
Nauta 1893: G.A. Nauta, Taalkundige aanteekeningen op de werken van G.A. Brederode, Groningen. |
Neijt 1994: A.Neijt, Universele Fonologie. Een inleiding in de klankleer, Dordrecht. |
Nijen Twilhaar 1992: J. Nijen Twilhaar, ‘Deflexie en genusverlies’. In: De Nieuwe Taalgids 85, p.147-160. |
Nooseman 1646: J. Nooseman, Beroyde Student. Gespeelt op d'Amsterdamse Schouburg den 7 Augusti, 1646, Amsterdam. |
Nooseman 1657: J. Nooseman, Beroyde Student, Den Tweeden druck, Amsterdam. |
Nooseman 1679: J. Nooseman, Beroyde Student, Den derde druck, Amsterdam. |
Noozeman 1649: J. Noozeman, Bedrooge Dronkkaart, of Dronkke-Mans Hel, [Gespeelt op de Amsterdamsche Schouburg], Amsterdam. |
Noseman 1644: J. Noseman, Hans van Tongen, Razende-Liefdens-Eynd, Amsterdam. |
Oey-de Vita & Geesink 1983: E. Oey-de Vita en M. Geesink, Academie en Schouwburg. Amsterdams toneelrepertoire1617-1665, Amsterdam. |
Ornée 1981: W.A. Ornée, ‘Het kluchtspel in de Nederlanden 1600-1760’. In: Scenarium 5, p. 107-121. |
| |
| |
Ornée 1985: W.A. Ornée [red.], Van Bredero tot Langendyk. Een bloemlezing uit de Nederlandse kluchten van het begin van de zeventiende eeuw tot 1730, Zutphen. |
Ornée: W.A. Ornée, ‘Gezichtspunten bij de beoordeling van het zeventiende en achttiende eeuwse klucht- en blijspel’. In: Handelingen van het 32ste Nederlands Filologencongres, p. 132-140. |
Overdiep 1931-1935: Overdiep, G.S., Zeventiende-eeuwsche syntaxis, 3 dln., Groningen. |
Paardekooper 1970: P.C. Paardekooper, ‘Wat vriendelijker schijn ...’. In: De nieuwe taalgids 63, p. 15-17. |
Van de Pol 1996: L. van de Pol, Het Amsterdamsch hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw, Amsterdam. |
Pollmann & Tiggers 1956: J. Pollmann & P. Tiggers, Nederlands volkslied, [z.p.]. |
Porteman 1986: K. Porteman, ‘“Potterij of Poëterij”, of de geïntendeerde toeschouwers in de 17e-eeuwse z.g. ontspannende toneelliteratuur’. In: Neerlandica Wratislaviensia III, Wroclaw, 1986. |
Porteman 1996: K. Porteman, ‘18 april 1641. In de Amsterdamse schouwburg gaat Vondels Gebroeders in première. Concept en opvoering van een ambitieus treurspel’. In: R.L. Erenstein, (hoofdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam, p. 218-224. |
Renout/Adema 1998: Renout van Montalbaen. De vier heemskinderen. Vertaald en verzorgd door Hessel Adema, Leeuwarden. |
De Ridder-Symoens 1978: H. de Ridder-Symoens, ‘Universiteitsgeschiedenis als bron van sociale geschiedenis’. In: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 4, p. 87-115. |
De Ridder-Symoens 1983: H. de Ridder-Symoens, ‘Peregrinatio Academica doorheen Europa (13e-18e eeuw) in vogelvlucht’. In: Batavia Academica 1, p. 3-11. |
De Ridder-Symoens 1987: H. de Ridder-Symoens, Tot nut of onnut van 't algemeen: de functie van de universiteit in de middeleeuwen, Amsterdam. |
De Ridder-Symoens 1996: H. de Ridder-Symoens (red.), A history of the university in Europe, vol. II: Universities in early modern Europe (1500-1800), Cambridge, 1996. |
Roodenburg 1990: H. Roodenburg, Onder censuur. De kerkelijke tucht in de Gereformeerde gemeente van Amsterdam 1578-1700, Hilversum. |
Van der Schaar 1967: J. van der Schaar, Woordenboek van voornamen, Antwerpen. |
Schnackenburg z.j.: B. Schnackenburg, Adriaen van Ostade, Isack van Ostade. Zeichnungen und Aquarelle. 2 bnd., Hamburg, z.j. |
Schönfeld/Van Loey 1970: A. van Loey, Schönfelds Historische Grammatica van het Nederlands. Klankleer, vormleer, woordvorming, 8e dr., Zutphen. |
Scribner 1992/1993: Robert W. Scribner, ‘The Reformation, Popular Magic, and the “Disenchantment of the world”’. In: Journal of Interdisciplinary History 23, p. 475-494. |
Segre 1984: C. Segre, ‘Maistre Pathelin: Manipulation of Topics and Epistemic Lability’. In: Poetics Today 5, p. 563-583. |
Smits-Veldt 1975-1976: M.B. Smits-Veldt, ‘Samuel Costers Teeuwis de Boer: “vol soeticheyt van sin en woorden”’. In: Spektator 2, p. 668-711. |
Smits-Veldt 1991: M.B. Smits-Veldt, Het Nederlandse Renaissancetoneel, Utrecht. |
| |
| |
Smits-Veldt 1993: M.B. Smits-Veldt, ‘24 september 1617: Inwijding van de nedersuytsche Academie. De opbloei van het renaissance-toneel in Amsterdam’. In: M.A. Schenkeveld- Van der Dussen (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, p. 196-201. |
Smits-Veldt 1996: M.B. Smits-Veldt, ‘21 mei 1658. Jan Baptist van Fornenbergh koopt een huis en erf aan de Denneweg om in de tuin een theater te bouwen. Toneel te Den Haag in de zeventiende eeuw’. In: R.L. Erenstein (hfdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Amsterdam, p. 242-249. |
Smout 1905: H. Smout, Het Antwerpsch dialect. Met eene schets van de geschiedenis in de 17e en de 18e eeuw, Gent. |
Spaans 1987: Joke Spaans, ‘Toverijprocessen in Amsterdam en Haarlem, ca. 1540-1620’. In: M. Gijswijt-Hofstra en W. Frijhoff. (red.), Nederland betoverd. Toverij en Hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw, Amsterdam, p. 69-79. |
Spijker 1993: I. Spijker, ‘Begin dertiende eeuw: Renout van Montalbaen naar het Frans bewerkt. De Karelepiek en de invloed van de mondelinge traditie.’ In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, p. 12-16. |
Van Sterkenburg 1997: P.G.J. van Sterkenburg, Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie, z.p.. |
Van Sterkenburg 2003: P. van Sterkenburg, ‘Informeel taalgebruik uit de zeventiende eeuw. De brieven van Elont du Bois (1642-1676). In: E. Ruijsendaal, G. Rutten, F. Vonk (red.): Bon jours Neef, ghoeden dagh Cozyn!, Münster, p. 73-87. |
Van Stipriaan 1993: R. van Stipriaan, ‘30 december 1645. De koningin van Polen bezoekt de Amsterdamse Schouwburg, waar te harer ere onder andere de klucht “Lichte Klaartje” zal worden opgevoerd - Klucht en blijspel’. In: M.A. Schenkeveld- Van der Dussen (red.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Groningen, p. 248-254. |
Van Stipriaan 1994: R. van Stipriaan, ‘Vrouwenzaken als motief en thema: over de bruikbaarheid van zeventiende-eeuws komisch toneel als sociaal document’. In: Nieuwe Taalgids 87, p. 385-400. |
Van Stipriaan 1996: R. van Stipriaan, Leugens en vermaak. Boccaccio's novellen in de kluchtcultuur van de Nederlandse renaissance, Amsterdam. |
Stoett 1923: F.A. Stoett, Middelnederlandsche spraakkunst. 's-Gravenhage. |
Stoett 1943: F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen , uitdrukkingen en gezegden, 5de dr., 2 dln., Zutphen. |
Strengholt 1970: L. Strengholt, ‘Waterlandsche Trijn heeft nog een appeltje te schillen’. In: De nieuwe taalgids 63, p. 127-131. |
Stronks 1987: G.J. Stronks, ‘Onderwijs van de gereformeerde kerk over toverij en waarzeggerij, ca. 1580-1800’. In: M. Gijswijt-Hofstra en W. Frijhoff (red.), Nederland betoverd. Toverij en Hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw, Amsterdam, p. 196-206. |
Van den Toorn 1977: M.C. van den Toorn, ‘De problematiek van de Nederlandse aanspreekvormen’. In: De Nieuwe Taalgids 70, p. 520-540. |
Van den Toorn e.a. (red.) 1997: M.C. van den Toorn, W.J.J. Pijnenburg, J.A. van Leuvensteijn [e.a.] [red.], Geschiedenis van de Nederlandse taal, Amsterdam, 1997. |
| |
| |
Twe-spraack/Dibbets 1985: Twe-spraack vande Nederduitsche leetterkunst (1584), uitg. G.R.W. Dibbets, Assen, Maastricht. |
VD99: Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, dertiende, herziene uitgave door G. Geerts en T. den Boon, 3 dl., Utrecht/ Antwerpen. |
VDFra: Van Dale, Groot woordenboek Frans-Nederlands, derde druk, Utrecht/Antwerpen. |
VDHand: Van Dale, Handwoordenboek Hedendaags Nederlands, tweede druk in de nieuwe spelling door P.G.J. van Sterkenburg in samenwerking met M.E. Verburg, Utrecht/Antwerpen. |
Veen 1997: Theo Veen, ‘Een leeftijd later: Enkele aantekeningen ter inleiding, aanvulling en verantwoording’. In: E.O.G. Haitsma Mulier, C.L. Heesakkers et al. (red.), Athenaeum Illustre. Elf studies over de Amsterdamse Doorluchtige School 1632-1877, Amsterdam, p. 11-36. |
Veldhorst 2004: N. Veldhorst, De perfecte misleiding. Muzikale scènes op het Amsterdams toneel in de zeventiende eeuw. Amsterdam. |
Verdenius 1946: A.A. Verdenius, Studies over zeventiende eeuws. Verspreide opstellen en aantekeningen, Amsterdam, 1946. |
Vollenhove/Dibbets 2001: Predikant en toerist. Het dagboek van Joannes Vollenhove. Engeland, 17 mei - 30 oktober 1674. Van commentaar voorzien en uitgegeven door G.R.W. Dibbets, Hilversum. |
Vondel/werkgroep 1977: J.van Vondel, Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste, ed. werkgroep van Utrechtse neerlandici, Utrecht. |
De Vooys 1947: C.G.N. de Vooys, Nederlandse spraakkunst, met medewerking van M. Schönfeld, Groningen. |
Vrankryker [1939]: A. de Vrankryker, Vier eeuwen Nederlands Studentenleven, Voorburg. |
De Vriendt 1965: S.F.L. de Vriendt, Sterke werkwoorden en sterke werkwoordsvormen in de 16de eeuw, [z.p.]. |
De Vries, Willemyns, Burger 1995: J.W. de Vries, R. Willemyns, P. Burger, Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands, Amsterdam. |
De Waardt 1991: J.H.M. de Waardt, Toverij en Samenleving. Holland 1500-1800, Rotterdam. |
Van der Wal 1992: M. van der Wal, Geschiedenis van het Nederlands, Zutphen. |
Van der Wal 1995: M.J. van der Wal, De moedertaal centraal. Standaardisatie-aspecten in de Nederlanden omstreeks 1650, Den Haag. |
Wdb Lat/Nl.: H. Pinkster (red.), Woordenboek Latijn/Nederlands, Amsterdam. |
Weijnen z.j.: A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse Taal, 5de dr., Zutphen. |
Westerhuis 1957: D.J.A. Westerhuis, Prisma Latijns citatenboek, Utrecht. |
Westvlaamsch Idioticon 1892: Westvlaamsch Idioticon bew. door L.L. De Bo en heruitgeg. door J. Samyn, Gent. |
Wielenga 1909: B. Wielenga, Ons huwelijksformulier, Kampen. |
Winkler Prins 1990-1993: Grote Winkler Prins encyclopedie, Amsterdam. |
| |
| |
WNT 1882-2001: Woordenboek der Nederlandsche taal, bew. door M. de Vries, L.A. te Winkel, A. Kluyver [e.a.], 29 dln., Den Haag [enz.], 1882-1998; met Aanvullingen, 3 bnd., Den Haag 2001. |
WNT-CD-Rom 2000: Woordenboek der Nederlandsche taal op CD-Rom, [z.p.]. |
Wolthuis 1952: G.W. Wolthuis, Duivelskunsten en sprookjesgestalten. Studiën over literatuur en folklore, Amsterdam. |
Worp 1920: J.A. Worp, Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg. 1496-1772. Uitgegeven met aanvulling tot 1872 door J.F.M. Sterck, Amsterdam. |
Wybrands 1873: C.N. Wybrands, Het Amsterdamsche tooneel van 1617-1772, Utrecht. |
|
|