Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– AuteursrechtvrijStemme: Wat speelter in mijn sin.De lusjes van mijn hart,
Vol suchjes van mijn smart,
Heeft de Min-Godin tot de minnery getart;
| |
[pagina 95]
| |
Het dartel Wicht my quelt,
En 'tsuchtigh pijltjen stelt,
Op dat mijn bangh gemoedt mach sijn te neer-gevelt;
Want de Liefd'
My ontdieft
De stilheyt van 'tgemoedt,
Gedreven door de kracht van uwe lipjes soet.
2.
Ach! ed'le Dianin,
Ick weet dat geyle min
'tHart nimmer heeft ontschaeckt uyt u verliefde sin,
Ick weet dat minnens-lust
'tHart nimmer heeft ontrust;
Maer heeft, door reyne liefd', der minnen-brandt geblust;
Dies u min, schoon godin, Betovert gantsch mijn hart,
En buygt mijn ted're Ziel met ongemeene smart.
| |
[pagina 96]
| |
Ha schoone Paragon,
Wiens Phoenix gulde Son
'sHemels-gulde glans, door u schoonheyt over-won,
Mijn aessems-tocht die scheydt;
Waer vliedt ghy Lieff? ach! beydt,
Aen-siet de Son, de Maen, met haer starren u geleydt˙
'kSie de Maen
Die sal gaen
Haer schuylen in het gras,
Om dat mijn gulde Son soo veel te klaerder was.
4.
Ghy zijt het gulde Beeldt,
Met deugdens-kroon ver-eeldt,
Waer uyt de blonde Son hare gulde glansen steelt.
My dunckt dat Titons vuyr
Geschildert heeft natuyr
| |
[pagina 97]
| |
In 'tloncken van 'tgesicht, of in u oogs-gegluyr,
Even net, hare tret,
U snelle voetjens gaen,
Gelijck als of de Son verwinnen wou de Maen.
5.
Ick sweer u 'sHarders fluyt
Sal stadigh krijten uyt
Al de loff en deugdt van mijn over-schoone Bruydt˙
Ick sweer by 'tvlockje teer,
Ick sweer by 'sHarders eer,
Dat ick lijf en bloedt door uwe min verteer;
Dies mijn trou, Schoone Vrou,
Sal nimmer wijcken aff,
Voor dat Coridons Riff eerst leggen sal in'graff.
Een of Geen. |
|