Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij
[pagina 94]
| |
Wil-dwingsters, die de Gaeff van heuscheyt hebt gesoogen
Van uwe Luyer-wiegh, steeds uyt Aglajas borst!
Ghy die den hardsten Mensch gantsch yser-hardt verkorst:
Nu kunt, en oock voor-heen, oogh-krachtigh hebt bewogen.
V gon ick soo veel heyls, en Dwingelandjes kracht,
Als tintel-lichjes zijn, tot ciersel vande nacht:
V gun ick soo veel luck van lieve minne-vonckjes
(Tot luyster van het hart, dat u gesicht bestraeldt)
Als ghy verdubblen kunt u toover-rijcke lonckjes,
Waer in den Minnaer steeds, als in een Dool-hoff, dwaeldt.
Een of Geen. |
|