Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij
[pagina 73]
| |
Stemme: Segh Rosamonde, schoone Godinne.1.
Alle de winden, en noords-begieren,
Doe d'oude Hyems en Janus bruyst,
Doen Maja binden, belet haer 'tswieren,
Maeckt dat den ys-Vorst thans verhuyst:
Zephyrus soet, met op-gespanne kaken,
Sietmen swoelend' raken spruytjens over-al;
Dies yder moet voor-gaende droefheyt staken,
Vrolyck sich vermaken in het groene dal:
Waer hy sal sien de Nymphjens eenen dans
Trecken rondt-om de groene Meye-krans.
| |
[pagina 74]
| |
2. Alle de weydjes zijn braef beschildert
Recht met 'tspinsel van Vrouw Natuer:
Schaepjes en Geytjes, hier door verwildert,
Hitsen haer Pan tot minne-kuer:
Dies hy Syringh, van groen-bewasse Ceder,
Vlecht een kransje weder, met gebloemt coleur:
Om sonderlingh, met al de Nymphjens teder,
Sy weer op en nedet springen sou hier deur:
Waerom dat Pan soet op sijn pijpje speelt,
En hare stem Vrouw Majaas loff uyt-queeldt.
3. 'tSandige duyntje der heuvels tippen,
Steeckt haer gedoken wasdom uyt˙
'tWeelige kruyntje van d'harde klippen
Groeyende thans ten Hemel spruyt;
Door Iris vat van silverige stroomen,
| |
[pagina 75]
| |
Diemen staegs siet komen van de hoogte neer;
Op dat haer nat de uyt-getackte bomen
('tGeen haer was benomen) soude geven weer:
Soo dat 'tal leeft, als bloem', als kruyt, als gras,
'tGeen vaeck in d'aerd' als heel gestorven was.
4. Daerom, ô Menschen, in dees Mey-tijden,
Her-schept u sondigh leven boos!
Hellept ons wenschen tot sonds af-snijden,
Dat yder breeckt sijn daden loos!
Op dat wy t'saem in groene liefd' weer bloeyen,
Alle quaet besnoeyen, volgen Ziels-begeer;
Soo sal bequaem ons Jonge Jeugt op-groeyen,
Laster-tongh uyt-roeyen, recht na Godes leer:
Daerom, ô Mensch, gelijck het Spruytje spruyt,
Maeckt dat u deugdt soo dringt ten boesem uyt.
Een of Geen. |
|