Jeugdige minne-spiegel
(1634)–Pieter Nootmans– AuteursrechtvrijStemme: Hoe legh ick hier in dees ellende.Princesse, die my kunt gebieden,
En voert de sleutel van mijn hart!
Segh oorsaeck van u vluchtigh vlieden,
'tGeen mijnen boesem soo benart,
Dat my, helaes! mijn droevigh leven,
Om uwen't wil noch sal begeven.
| |
[pagina 70]
| |
Heb ick u niet mijn trou gesworen,
Besegelt met soo dieren eedt?
Dat ghy soudt zijn mijn uyt-verkoren,
Al waer het al mijn vrienden leet,
Maer even wisselt ghy u sinnen,
En tracht een ander Lieff te minnen.
Als ick bedenck hoe ghy gekluystert
Hebt uwe Slaeff door d'oogens licht,
Soo voel ick, dat mijn breyn verduystert
Oog-sprietigh tegen u gesicht,
Om dat het niet en kan bedencken,
Dat uwe schoonheyt my kon krencken.
Want als ick uwe heusche zeden,
Op-proncksels van u schoon lichaem,
V suycker-soete Hoofsche reden,
Voor een soo waerde Beeldt bequaem,
Eens over-weegh in mijn gedachten,
Voel ick verswackt zijn al mijn krachten.
| |
[pagina 71]
| |
Als ick bespeur de tover-kunsjes,
Beschildert met het lief gegluer,
Of alle de lust van uwe gunsjes,
Ge-ent in u van Vrou Natuer,
Of ander soete minne-voncken,
Soo is mijn hart van liefde droncken.
Daerom, ach! Lieff, wil my bewijsen
Dat (nae 'tverciersel van u aerd)
Wt uwen boesem yets kan rijsen
Dat my een weder-minne baert:
Dan sal ick u in al mijn leven,
In vreugd noch armoeds-noodt begeven.
Ghy sult ter werelt niet versinnen,
Of vatten in u lief gedacht,
Soo't ymmers is in 'tLandt te vinnen,
Of 'tsal u werden toe-gebracht;
Voorwaer ick sal doch nimmer rusten,
Of ghy sult hebben uwe lusten.
| |
[pagina 72]
| |
Geen vreugd' soo groot, door Staet geresen,
Die 'smenschen hart soo seer vernoegt,
Die uwe lust gelijck sal wesen,
Soo ons de ehte Liefde voegt.
'tGeen dat ghy wilt, dat sal ick willen,
Om u begeerigh hart te stillen.
Daerom, ach! Schoon', laet u bewegen
Door 'tlieff versoeck van uwen Slaeff,
Die hartens-tocht, en tranens-regen
V schenckt voor trouwe liefdens-Gaeff,
Die om des werelds Hoogste Staten
V nimmermeer en sal verlaten.
Een of Geen. |
|