Jeugdige minne-spiegel(1634)–Pieter Nootmans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Noch een vonckjen aen den selven: Heete Bergen, koude Klippen, Hemel-trotsers, spitse Tippen, Stekel-Beyers honigh-soet, Slaven van de swarte Vloedt, Ongezielde Dicht-mis prijsers, Valsch-gestelde Sonne-wijsers, Losse Kenders van de Kunst, Blindt-geboren sonder gunst, Soo ghy't rijmen soeckt te peylen? Wilt dan Nootmans geest bezeylen: Wiens bezieldtheyt noyt verhuyst Dwijl den Emstel moedigh bruyst˙ Want hy is een van de meesten Die de herssens op de leesten Weet te spannen licht en swaer, Voor des Hemels Kandelaer: Als sijn versen hier uyt-wijsen, Die haer selven eeuwigh prijsen Dat den Momus suyse-bolt, En soo los daer henen rolt? Dies kan nu de Faem' haer vleug'len Langer niet, met kracht, beteug'len, Twijl sy 'tuyt-gesmeede Zaet Roemelijck verspreyen gaet˙ Dus ghy Maegden, Hemel-Dieren, Hebje lust te tiere-lieren Met een lieve Speel-genoodt? Neem dees Spiegel op de schoot; Singh dan, als een swarte Lijster, Niet te veerdigh, niet te bijster; Laet, door soete keels-geluyt, Dichters-Loff eens klincken uyt Kroont hem, singend', met Lauw'rieren Die u luyster kan verçieren, Roemt gestadigh, waer gy meugt, Nootmans eygen Zielens-vreugt. Semper amans. Vorige Volgende