zwerft nog steeds als een enorme pochet in zijn polkadotpakje, blauw met witte stippen, over de kade, maar ook hij verdwijnt nu, en dat is wel aardig eigenlijk, aan het leven, dat een groep onbekenden gedurende een week met de grootste zorg door de omstandigheden en het toeval op elkaar gedrukt wordt, en daarna met evenveel zorg weer ontward en in veel richtingen weggestuurd, herinneringen, gebaren, uitspraken, oogopslagen van elkaar meenemend, de hemel weet waarheen, en dat is het dan.
Ik neem afscheid van MacKyle en van zijn vrouw, en vooral van het schip, dat gekke witte houten ding, waarin het lekte als het regende en waarin we soms wakker werden onder grote plastic doeken vol water, maar dat ons door een storm gestampt heeft, dit us Navy mu-ship, model O, made in 1942 by Fee and Stemwedel Inc. Chicago, Ill., en dat daar nu achterblijft aan die kade vol mooie mensen, wachtend op ander volk om mee te varen.
Voor het laatst dus de loopplank af, handen geschud van de leider van het geheel, de betrouwbare, de stille, de sterke, of vooruit, het is het laatste hoofdstuk, gooi het maar over tafel, van John, Eddy, François en Olof en dan stappen de beeldschone filmster en de schrijver hiervan in een taxi, en later, in Saint Raphael in het luchthavenbusje dat ons naar het vliegveld van Nice zal brengen. Ondertussen heb ik gedacht wat ik allang wist: dat ik naar Athene wil, en dus gaan we bij de poort van het vliegveld twee kanten op, zij naar Swiss-air en ik naar Alitalia, en het is een wat opgewonden ervaring na tien dagen als wilden op een boot geleefd te hebben ineens dat moderne leven om je heen, die overduidelijke geur