De andere cijfers: die van de silicose waaraan 35.000 mijnwerkers op de 85.000 in het noorden lijden, een longziekte veroorzaakt door steenstof waarvan de afloop een langzame dood betekent. Verhalen die bij een andere tijd lijken te horen, wat er ook verbeterd is - zoals de huizen, de lucht, de reuk, de avond hier, de gezichten bij een andere tijd horen, eerder naar Dickens ruiken dan naar het glanzende jaar 1963, ook al staat er soms op die lage houten daken een televisie-antenne waardoor een andere wereld naar binnen stroomt, en waardoor in het verleden een man gevraagd heeft om ja te zeggen, meermalen. Dat hebben ze gedaan, meermalen. De teleurstelling daarna is niet bij vandaag begonnen. Die is pas vandaag zo heftig tot uiting gekomen. De man in Parijs zal moeten beseffen dat in de bijna onwerkelijke toekomst die hij wil geen onverteerbare brokken verleden kunnen worden meegesleept. Ook dat is geschiedenisles.
Een gebeurtenis, een stemming, een standpunt. Overspoeld, nu al, door andere gebeurtenissen. Wat is de reden om een vergeelde foto van een al bijna weer vergeten staking te bewaren? De geldigheid, dat het gebeurd is. Middagen in Bruay, in Edinburg, in Berlijn, losgepeuterde stukjes tijd, zonder chronologie bij elkaar gezet, voorwerpen aangespoeld op het papieren strand van een ochtendblad, en daar verouderd zoals de mode op oude portretten en onbegrijpelijke woorden in een geërfd woordenboek. Maar niet meer ongedaan te maken, en nog wel te veranderen. Ik neem de foto's in mijn hand en kijk hoe eigenaardig ze eruit zien, de papoea's, de oasers, de allang niet meer stakende stakers, het confererende staatshoofd, en vraag me af wat voor kleur en wat voor betekenis die foto's nog zullen krijgen, en wanneer. Nu, op dit ogenblik, kan ik niet meer doen dan ze inplakken, - belangrijk en onbelangrijk, verzameld met sentiment en opinie, in de jaren 1961, 1962, 1963 en gemaakt door dezelfde camera.