| |
Liefvelt (1580-1581)
Ontstaan
In de elegieën ter ere van de kanselier en de raadsheren van de raad van Brabant moeten wij een uitvoerige opdracht van de PW zien. Een eerste soortgelijke poging, de drietalige toewijding aan aartshertog Matthias, bleek in feite bestemd voor het CB/Abr. Ook croy heeft dienst gedaan als inleiding van voordien gedrukt werk. De huidige bijdrage daarentegen is exclusief bedoeld voor de met name genoemde ‘Poetichsche wercken’ (87), doch hierbij is enige voorzichtigheid geboden: aangezien dit vel tot de vroegst gedrukte exemplaren van deze reeks behoort, kan Van der Noot onmogelijk de hele collectie PW bedoelen, maar enkel de verzamelbundels, bevattende PW + CB/Abr + LvB, waarvoor zulke uitvoerige opdracht op dit ogenblik inderdaad zinvol is.
Bij de keuze van de bestemmelingen heeft onze dichter het risico vermeden totaal overgeleverd te zijn aan de onberekenbare goedgeefsheid van een of ander hoogadellijk seigneur: hij richt zich tot de leden van de hoogste bestuursorganen, welke individuen niet schuilgaan achter een collectieve anonimiteit, maar vereeuwigd worden met naam en titel. De gelijktijdige lofprijzing van de Brabantse raadsheren en enkele functionarissen uit de geheime raad geschiedt niet toevallig: Van der Noot eert beide instellingen uitdrukkelijk om het gemeenschappelijk ressort, met name de rechterlijke bevoegdheid (43, 148, 228).
Zoals in de opdracht aan Matthias (matthias 169-179) biedt hij zijn dienst aan, niet enkel aan de met name genoemde personen, maar tevens aan het vaderland, aan Brabant, in de hoop dat de verantwoordelijke instanties hun dichter zullen ‘wel tracteren dan, als Heeren wel beraden’ (108), waaruit wij mogen besluiten dat hij het uitzicht op een officiële bezoldiging in deze periode nog niet heeft opgegeven. Is dit dan ook de ware reden voor deze opdracht, toch lezen wij hier bij welke gelegenheid Van der Noot aanleiding vindt om zijn dichtwerk te overhandigen: Arnoud Sasbout krijgt zijn - nog steeds bewaard - exemplaar bij de aanvang van ‘dit nieu Iaer’ (248), vermoedelijk 1581.
| |
Inhoud
- | Elegie aan Liefvelt (7-112)
Van der Noot beantwoordt de opwerping: ‘Hoe waagt u het uw verzen aan te bieden aan de kanselier van Brabant, die zelf zo onderlegd is in de bonae litterae?’ (7-50). De dichter verlaat zich vóór alles op Liefvelts literair onderscheidingsvermogen, een gave die deze gemeen heeft met machthebbers als Hiëro en Augustus (51-81). Van der Noot besluit met een betoog over de nietigheid van alle aardse trofeeën tegenover de onsterfelijke verzen (82-104). Moge Brabant dit beseffen en hem dienovereenkomstig behandelen (105-112). |
- | Elegie aan de raadsheren (127-176)
In de oudheid heeft God aan elk volk een wetgever gezonden, van Mozes tot Lycurgus (127-133). In deze huidige woelige tijden stuurt Hij de geblinddoekte Justitia zelf, uitgerust met haar overige allegorische attributen: de balans en het blote zwaard (134-156). Haar aanwezigheid moet de raadsheren in hun rechterlijke functie tot steun zijn (157-176). |
- | De twee sonnetten voor Jan van Asseliers en Maria van Bourgondien (181-194 en 198-211) ontlenen enkele elementen aan de oudheid. De levenshouding van de audiëncier roept de dichter een vers van Horatius voor de geest (182) en Asseliers' echtgenote wordt vergeleken met de Romeinse toonbeelden van vrouwelijke deugden, Porcia en Cornelia (208). |
- | Gedicht aan Sasbout (215-250)
|
| |
| |
| God heeft ieder levend wezen begiftigd naar zijn functie (215-227). Aan de rechters schenkt de Heer bovenal ‘Ghereghtigheydt’, ‘Sterckheydt’ en ‘Veursightigheyd’ (229-230). Sasbouts prudentia laat nog tal van andere deugden ontkiemen, die Van der Noot met graagte opsomt (241-246). |
- | De twee sonnetten voor Nicolaas Micault en Charles de Rijm (255-268 en 273-286) putten opnieuw hun gegevens uit de oudheid. Micault wordt geconfronteerd met een sententie uit Aristoteles (255), en Rijm heeft zoals Demades ‘de versochtheydt ghepresen’ (276). |
| |
Bronnen
Eens te meer blijkt een sterke beïnvloeding door het grote Franse voorbeeld
9-12, 14-15 |
= Ronsard, A Jouachim du Bellai Angevin, 33-36 |
(STFM, I, 110) |
18-19 |
|
Epistre a tresillustre prince Charles, Cardinal de Lorraine, 21 |
(STFM, VIII, 329) |
29-32 |
|
22-24 |
|
(STFM, VIII, 329) |
34-36 |
|
A Madame Marguerite, 41-42, 45, 53-54 |
(STFM, I, 75) |
71-75 |
|
265-269 |
(STFM, III, 112) |
127-137 |
|
Hymne de la Justice, 465-480 |
(STFM, VIII, 68-69) |
139-144 |
|
112-116 |
(STFM, VIII, 53) |
145-146 |
|
217-219 |
(STFM, VIII, 58) |
149-156 |
|
409-416 |
(STFM, VIII, 66-67) |
157-158 |
|
539 |
(STFM, VIII, 71) |
170-171 |
|
Preface de P. de Ronsard au roy François II, 1-2 |
(STFM, XVIII, 480) |
182-184 |
|
Epistre au lecteur, 90-93 |
(STFM, XII, 7) |
187-191 |
|
Sonets, XIX, 1-4 |
|
(STFM, X, 84) |
189 |
|
A Monsieur du Thier, 75 |
(STFM, X, 41) |
192-193 |
|
Sonets, XIX, 10-11 |
|
(STFM, X, 84) |
198 |
|
Les amours, CII, 1 |
|
(STFM, IV, 101) |
215-222 |
|
Odelette a Jan Nicot de Nimes, 1-9 |
(STFM, VI, 115) |
275-276 = |
Plutarchus, Vita Demosthenis, cap. VIII en X |
|
| |
Verklarende aantekeningen
2 |
vevrsinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich) |
3 |
Diederich van Liefvelt (Liesvelt) (oVilvoorde 1521 †Brussel 1601)
Zoon van Jan (o1490 †1558) en van Isabella Le Roy. Na rechtsstudies wordt hij advocaat bij de raad van Brabant. In 1559 woont hij reeds te Brussel. Na de dood van Requesens verklaart hij zich openlijk voorstander van gewetensvrijheid en volgeling van de prins van Oranje. Bij de komst van aartshertog Matthias wordt de raad van state bezet met aanhangers van de prins, onder wie Liefvelt. Aartshertog Matthias verheft hem tot ridder en benoemt hem door open brieven van 16 okt. 1579 tot kanselier van Brabant. Zijn bevoegdheid strekt zich enkel uit over het gedeelte van het hertogdom dat door de Staten-Generaal gecontroleerd wordt, want in Leuven resideert Didier van t'Sestich, die door koning Filips is aangesteld. Pas in 1581 kan Liefvelt zijn ambt effectief uitoefenen, na het overlijden van zijn voorganger Jan Scheyfve (†13 juni 1581), die eveneens de zijde van de Staten gekozen heeft, en nadat de Nederlanden koning Filips van zijn rechten hebben vervallen verklaard op 22 juni 1581. De oorlogsoperaties verplichten de raad van Brabant naar Antwerpen te verhuizen tot april 1583. Uit hoofde van zijn functie treedt Liefvelt op als commissaris bij het vernieuwen van de wet te Antwerpen in 1579, 1581 en 1583. In 1584 geeft hij de voorkeur aan de Spaanse koning, eerder dan aan Hendrik III van Frankrijk als vorst over de Nederlanden. Na de onderwerping van Brussel aan het Spaans regime wordt hij opnieuw raadsheer van Brabant. Zijn aanzien blijft groot, want in 1595 wordt hij samen met Masius (121) naar Middelburg gezonden voor onderhandelingen met het Noorden, bij welke gelegenheid hij vruchteloos pleit voor een verzoening met de wettige vorst. Hij was gehuwd met Maria Herdinck te Brussel op 8 aug. |
| |
| |
|
1555. Na haar dood huwde hij Elisabeth Oliviers (na 1570), na wier overlijden hij hertrouwt met Maria t'Shertogen (†Brussel 6 okt. 1603). Uit zijn eerste huwelijk stamt de dichter Theoderick, de vertaler van Saluste du Bartas. Naast Van der Noot heeft ook Maximiliaan de Vriendt hem een gedicht opgedragen. Hij was heer van Hamme, Sint-Amands, Baasrode en Opdorp.
Lit.: Aa, XI, 427; AA, XVII, 334; XXIV, 248, 272, 414; XXVI, 384; BN, XII, 119-121 (Alphonse Wauters); Brulez, 220; Butkens, II, 371; Diercxsens, III, 658; A. Gaillard, Le conseil de Brabant. Histoire, organisation, procédure, Bruxelles, 1898-1902, I, 115; Guicciardini, 118a; NBW, IV, 504-508 (F.A.J. Dambre); Prims, VIII, 1ste boek, 163, 195; Ryckman-de Jonghe, I, 121-124. |
4 |
Cancellier van Braband: het kanselierschap is het hoogste civiele ambt dat een Brabants ingezetene kan bekleden. De kanselier fungeert als eerste minister van de souverein en tevens als gouverneur over het gewest. Hij komt tussen bij het vernieuwen van de wet in de belangrijkste steden van het hertogdom. Voorts vertegenwoordigt hij de vorst in de Staten van Brabant. Als onontbeerlijke vereisten voor het bekleden van dit ambt gelden, naast de Brabantse nationaliteit, de graad van licentiaat in de rechten en de kennis van Frans, Nederlands en Latijn; zie Gaillard, a.w., II, 165-220. |
7 |
veurslaeghs: van te voren MNW, IX, 1087 (s.v. Voreslages) |
9 |
Soumen...: de aangekondigde opwerpingen worden in directe rede weergegeven. De denkbeeldige opponent blijft aan het woord tot 47.
rasen: zich gedragen als een krankzinnige WNT, XII, 3de stuk, 423 (s.v. Razen) |
10 |
na Venegien gingh draghen fijn ghelasen: fijn glaswerk zou dragen naar Venetië, voor: iets totaal overbodigs verrichten. Bij Ronsard staat voor dit vers [Porter] A Corinthe des vesseaus (35). Laumonier verklaart hierbij ‘vesseaus = vases d'airain’ (STFM, I, 110 noot 2). Nog uitvoeriger is Richelet (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 374): ‘...ou bien par les vaisseaux il entend, Ζἁλϰωματα Κορινθιουργιϰὰ, qu'appelle Strabon, dont ceste Ville abondoit & excelloit sur toutes autres’. Van der Noot transponeert dit beeld naar zijn eigen tijd, en denkt hierbij onmiddellijk aan de soortgelijke industrie te Venetië, waar de glasfabrieken van Murano reeds enkele eeuwen een zeer grote faam genieten. |
11 |
slecht: dom WNT, XIV, 1616 (s.v. Slecht) |
12 |
in de volle Zee...: een spreuk met dezelfde betekenis als in 10. Ronsards bron vindt men bij Laumonier, (t.a.p.): In mare ferre aquam, een zegswijze uit Erasmus, Adagia. De tekst luidt in Adagia, chil. I, cent. VII, nr. 57: ‘In syluam ligna ferre, est aliquem iis rebus augere velle, quibus ipse maximè abundet...Eadem ratione dicimus, In mare deferre aquam’. (Citaat naar Adagiorvm Des. Erasmi Roterodami chiliades qvatvor..., Parisiis, 1579, 228). |
13 |
ghebreken: haperen WNT, IV, 489 (s.v. Gebreken) |
16 |
Bedenckt v seluen: denk daar eens goed over na WNT, II, 1163 (s.v. Bedenken)
opstel: opzet WNT, XI, 1261 (s.v. Opstel) |
17 |
Versindt: Overweeg MNW, VIII, 2437 (s.v. Versinnen) |
19 |
goey konsten: vertaling van Lat. bonae artes, bekwaamheden, die de vrije mens waardig zijn WNT, V, 318 (s.v. Goede Kunsten). Voor Van der Noots precieze mening, zie 4, waar enkele vereisten voor het kanselierschap vermeld worden volgens Gaillard, a.w., II, 168. |
20 |
verstandt: aangezien het hier gaat over rechterlijke autoriteiten, wordt hier wel bedoeld: het oordeel des onderscheids tussen goed en kwaad MNW, IX, 28 (s.v. Verstant) |
22 |
tot verblyden: om ze (de geletterde heren) er blij mee te maken |
25 |
Die: nl. kanselier Van Liefvelt |
28 |
D'oude Eeuwe: de Gouden Eeuw; voor de mythologische uitleg, zie maes 88.
wereld: era, tijdperk MNW, IX, 2218 (s.v. Werelt) |
31 |
Van waer: hierbij behoort oock, vier woorden verder. |
33 |
Leeraer: ‘Ongewoon is het gebruik van leeraar als vertaling van doctor’ WNT, VIII, 1308 (s.v. Leeraar) |
| |
| |
34 |
In alle consten goedt: hangt af van gheschickt (33) |
35 |
vromighlijck: dapper MNW, IX, 1411 (s.v. Vromichlike) |
36 |
Onwetendheydt: volgens Laumonier (STFM, I, 75 noot 2) bedoelt Ronsard met Le vilain monstre Ignorance ‘l'esprit rétrograde du Moyen Age représenté par les suppôts de la Scolastique, hostiles à la Renaissance des Lettres, des Sciences et de la Philosophie’. |
43 |
waghe: weegschaal, als zinnebeeld van recht en gerechtigheid MNW, IX, 1593 (s.v. Wage) |
44 |
toehoordt: verdient WNT, XVII, 473 (s.v. Toehooren)
plaghe: straf WNT, XII, 2042 (s.v. Plaag) |
48 |
vroom: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
50 |
schickelijck: gepast WNT, XIV, 642 (s.v. Schikkelijk) |
54 |
Den welcken: meew. voorwerp bij toonen |
56 |
VVeer...Oft (58): Hetzij...Of MNW, IX, 1895 (s.v. Weder...of)
bequaem: bevallig, fraai WNT, II, 1647 (s.v. Bekwaam) |
57 |
felfs: lees selfs
opghespronghen: als een opstijgende bron. De dichter behoudt dit beeld in de volgende verzen, waar hij handelt over de produkten van rijmelaars. Hun werken zijn bedwonghen...t'seghens stroom (58-59), wat betekent: gekunsteld, omdat zij de natuurlijke inspiratie niet de vrije loop laten. Wanneer zij daarenboven soo saen verdrooghen (59) blijkt hun dichterlijke bezieling slechts van korte duur te zijn geweest. |
58 |
verrast: overrompeld, wanneer de natuurlijke aandrang verstikt wordt MNW, VIII, 2272 (s.v. Verrasschen)
vercrachtight: overweldigd, overmeesterd MNW, VIII, 1949 (s.v. Vercrachtigen)
bedwonghen: in toom gehouden WNT, II, 1267 (s.v. Bedwongen).
Deze drie deelwoorden zijn eigenlijk synoniemen. |
59 |
T'seghens windt, t'seghens stroom: tegen de natuurlijke richting van wind en stroom in
die: antecedent is werken (56)
weer: terug, als herstelling van een vorige toestand (hier: toen er nog geen bron was), zoals Lat. rursus MNW, IX, 1892 (s.v. Weder)
soo saen: zeer spoedig MNW, VII, 41-42 (s.v. Also saen) |
60 |
Ale: lees Als |
62 |
Den welken: datief meervoud. Meew. voorwerp bij verstaen (63)
wtsprake: mededeling MNW, VIII, 1059 (s.v. Utesprake) |
63 |
Nien: nooit MNW, IV, 2393 (s.v. Niene) |
67 |
vroom: zie 48 |
68 |
veursichtigheydt: voorzienigheid MNW, IX, 1074 (s.v. Voresichtichheit) |
71 |
Hieron: Hiëro I (†466 v. Chr.), tiran van Gela en Syracuse op Sicilië |
72 |
ghelijke: onderling gelijk, ritmisch overeenkomend ‘Geheel met elkander overeenkomende in zekere hoedanigheden’ WNT, IV, 1162 (s.v. Gelijk) |
73 |
Pindarum: Pindarus (oca. 518 v. Chr. †446), de grootste Griekse lierdichter.
die tydt: toenmaals WNT, XVII, 28 (Dien tijd)
veurstonde: verdedigde MNW, IX, 1105 (s.v. Vorestaen) |
74 |
Bacchilidem: Bacchylides (oCeos ca. 505 v. Chr. †450)
Grieks dichter uit de Peloponnesus, rivaal van Pindarus. Ronsard, aan wie Van der Noot deze geschiedenis ontleent, heeft Bacchylides als concurrent van Pindarus voorgesteld sinds 1560. In de editio princeps van Ronsards ode (1552) is deze rol toebedeeld aan Simonides van Ceos (o556 v. Chr. †468); zie Laumonier (STFM, III, 112 en noot 4 aldaar).
onbeleefdt van monde: met onheuse woorden WNT, X, 991 (s.v. Onbeleefd) |
76 |
Mecoenas: zie matthias 255 |
77 |
beschryuer: Vergilius; de formulering is ingegeven door Aeneis, I, 1 en 5. |
78 |
Cythereams kint: Aeneas als zoon van Anchises en Venus; de godin voert het epitheton Cytherea, afgeleid van het eiland Cythera, waar zij een beroemde tempel bezat. |
| |
| |
79 |
Veurstonden: zie 73. Vergilius heeft de Georgica en de Aeneis geschreven respectievelijk op instigatie van Maecenas en Augustus. |
80 |
Bavius...Meuius: zit apologie 225
verseeren: smart MNW, VIII, 2408 (s.v. Verseren) |
81 |
Hem: den beschryuer (77) |
87 |
Vwer Eerweerdigheydt: aanspreekvorm; in het WNT enkel gegeven als betiteling van geestelijken WNT, III, 3930 (s.v. Uwe eerwaardigheid) |
92 |
haer: nl. Heeren en liden (90) |
93 |
ghy: Liefvelt |
95-98 |
Zie peeters 78-83 |
103 |
Troyen, Ilyon: Ilium is slechts een dichterlijke naam voor Troje. De samenbrenging van deze vier Griekse steden met Homerus, waarbij de vermelding van Smyrna en Athene naast Troje weinig zinvol schijnt, heeft Van der Noot wel ontleend aan de Hymma d'Anuersa van Paolo Alberto; zie apologie 193. |
106 |
Alexander: zinspeling op de eerbied, betoond door Alexander voor het werk van Homerus, en door Grenerus reeds verhaald in de Apod, §28; zie OE, [17]-[18] en DBE, 186. |
107 |
vry: voorzeker MNW, IX, 1321 (s.v. Vri) |
108 |
tracteren: behandelen WNT, XVII, 1785 (s.v. Tracteeren) |
110 |
des: hierom; genitief bij bedancken |
112 |
slecht: eenvoudig WNT, XIV, 1615 (s.v. Slecht); zie ook grammay 37 |
115 |
heeren: de leden van de raad van Brabant. Dit college is in het bezit van belangrijke bevoegdheden. Het is zowel hof van beroep als rechtbank van eerste aanleg voor bepaalde geprivilegieerde standen als de adel en de staatsambtenaren. De Brabantse raad verleent naturalisaties en tracht een controle over de gemeentelijke administratie in het hertogdom uit te bouwen. Zie Gaillard, a.w., II, 1-103. |
116 |
Meester: sinds de Bourgondische hertogen laten de Brabantse raadsheren zich maître noemen. Pas wanneer de titel in bredere lagen van de bevolking verspreid raakt, zien zij van dit gebruik af; zie Gaillard, a.w., II, 225
VVillem vander Noot (oca. 1515 of 1520 †Brussel 31 dec. 1590 of 1 jan. 1591)
Zoon van Jeronimus en van Maria van Nassau (gehuwd te Breda op 27 mei 1498). Op 7 juli 1547 wordt hij surnumerair raadsheer van Brabant en op 22 mrt. 1569 gewoon raadsheer. In 1579 krijgt hij de functie van vice-luitenant van het leenhof van Brabant. Tijdens de opstand kiest hij de zijde van de Spaanse koning, zodat zijn goederen door de Staten verbeurd verklaard worden. Door open brieven van 4 feb. 1589 wordt hij tot ridder verheven. Hij was gehuwd met Margaretha de Raveschot.
Lit.: Azevedo, 8, 233; Gaillard, a.w., III, 353; Guicciardini, 55a; Van den Leene, 1*2v; Ryckman-de Jonghe, III, 580-582; Sweertius, Monvmenta, 301.
Vice Cancellir: de oudst benoemde raadsheer tracht dikwijls deze titel vice-kanselier te voeren. Het centrale bestuur echter heeft zich een paar eeuwen lang hardnekkig daartegen verzet: pas in 1788 wordt de titel erkend. Gaillard kent dergelijke pogingen van de betrokken raadsheren eerst na 1585; zie Gaillard, a.w., I, 124; II, 198. |
118 |
Peeter vander Noot (o9 apr. 1520 †28 feb. 1577), heer van Oudergem, Watermaal en Bosvoorde.
Zoon van Adolf en van Philippote van Watermaal. Hij wordt eerst schepen van Brussel. Nadien wordt hij benoemd tot extraordinair raadsheer van Brabant, op 8 mrt. 1546 tot surnumerair en op 17 aug. 1558 tot gewoon raadsheer. In 1559 wordt hij heer van Watermaal. Hij was gehuwd met Anne de la Douve, en na haar dood hertrouwd met Catherine Schoofs, vrouwe van Ter Elst.
Lit.: Azevedo, 77, 319; Gaillard, a.w., III, 352; Guicciardini, 55a; Ryckman-de Jonghe, III, 589-590. |
119 |
Ieronimus vander Noot (oBrussel 21 sep. 1463 †aldaar 17 feb. 1541) |
| |
| |
|
Zoon van Wouter en van Digne de Grimberghe (gezegd d'Assche). Op 10 feb. 1495 wordt hij ‘conseiller expectant’. Op 11 aug. 1499 volgt zijn benoeming tot gewoon raadslid met opvolgingsrecht voor het kanselierschap, bekleed door zijn vader. Aartshertog Karel verheft hem tot ridder op 23 jan. 1514. Na de ontslagneming van Wouter van der Noot wordt Jeronimus kanselier op 19 jan. 1515. Hij vervult deze functie tot 1531. In dat jaar is hij blind geworden, zodat hij ontslag neemt met behoud van het recht als plaatsvervangend voorzitter te fungeren wanneer de kanselier afwezig is. Op 27 mei 1498 is hij gehuwd met Maria van Nassau (†2 feb. 1521).
Lit.: Azevedo, 7; Gaillard, a.w., II, 172, 212; Gailliard, I, 249; Ryckman-de Jonghe, I, 104-107; Sweertius, Monvmenta, 300. |
120 |
Augustijn vander Borcht (oLeuven †1569 (?))
Zoon van Jan, heer van Smeyersberg, en van Jeanne de Berchem. In 1550 wordt hij aan de universiteit van zijn geboortestad vermeld als licentiaat in de rechten. In 1554-1556 en 1558 is hij schepen van Leuven, en in 1559 burgemeester. Hij wordt extraordinair raadslid van Brabant op 1 dec. 1559 en surnumerair op 13 jan. 1562. Op 16 sep. 1568 fungeert hij met Willem van der Noot als commissaris te Den Bosch bij het zoeken naar gepaste kandidaten voor het schepenambt. Hij was in 1543 gehuwd met Jeanne de Douvrin en na haar dood hertrouwd met Marguerite de Gottignies. Gaillard, en na hem Ryckman-de Jonghe plaatsen zijn overlijden in 1569. Ryckman-de Jonghe weten zelfs te melden dat hij op 31 juli 1570 opgevolgd wordt door Pieter Asseliers (III, 619).
Lit.: Gaillard, a.w., III, 353-354; Guicciardini, 55a; L.P.L. Pirenne, ‘'s-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht. Staatkundige geschiedenis. 1576-1579’ in Bijdragen tot de geschiedenis inzonderheid van het oud hertogdom Brabant 43 (1960), 3de reeks, 12de deel, 72; Ryckman-de Jonghe, III, 599-600; Schillings, 408. |
121 |
Ian Baptista Masius (oAntwerpen †29 juli 1618), heer van Bousval, La Loux en Ten Hove.
Zoon van Jacques en van Aleyde de la Tour et Tassis. Hij huwt Marie, dochter van Jean-Baptiste de Boischot, advocaat-fiscaal. Op 2 mrt. 1574 wordt hij benoemd tot adjunct van zijn schoonvader met recht van opvolging. In 1579 volgt zijn benoeming tot gewoon raadsheer en in 1580 volgt hij Boischot op in diens functie. In 1616 doet hij afstand van zijn ambt van advocaat-fiscaal, zonder daarbij af te zien van zijn plaats als raadsheer.
Lit.: Aa, XII, 17; AA, XV, 364; Gaillard, a.w., III, 356, 377; Guicciardini, 91b; Herckenrode, 1270; Ryckman-de Jonghe, III, 584, 658-659; Torrentius, II, 149.
Aduocaet Fiscael: de advocaat-fiscaal bepleit de rechten van de souverein in mogelijke processen. Alle aanvragen voor octrooien, beneficiën en privileges worden door hem nagezien met het oog op een mogelijke prejudicie tegenover het recht van de vorst. Hij houdt toezicht over alle rechterlijke autoriteiten en waakt over de toepassing der ordonnantiën betreffende de rechtspraak; zie Gaillard, a.w., II, 326-346. |
122 |
Ian Asselliers: Jan van Asseliers (oAntwerpen 1522 †1584)
Oudste zoon van Ghislain en van Jacqueline Elouts. Hij wordt ingeschreven als student te Leuven in nov. 1546. Jan wordt er doctor in de rechten en reist nadien doorheen Italië, Frankrijk en Duitsland. In 1556 wordt hij benoemd tot stadssecretaris te Antwerpen, ter vervanging van een aangehuwd familielid, de bekende Jacob van Wesenbeke. In feb. van hetzelfde jaar huwt hij met Margarita van Duysborch (gezegd Rollebuck). Na haar dood sluit hij een tweede huwelijk met Maria van Bourgondien. In 1567 wordt Asseliers onder de Antwerpse katholieken geteld, wat hem niet belet zich aan de zijde van de opstandige Staten te scharen. In 1577 is hij gedeputeerde van Antwerpen in de Staten-Generaal, en op 21 dec. van hetzelfde jaar wordt hij eerste secretaris van de hoge vergadering. In 1579 volgt hij Pottelsberghe op als audiëncier. Na deze datum ontmoeten wij hem dikwijls te Antwerpen als commissaris bij het vernieuwen van de wet en voor het visiteren der stadsrekeningen. In 1584 wordt hij als ambassadeur naar Frankrijk gezonden om Hendrik III de souvereiniteit over de Nederlanden aan te bieden. |
| |
| |
|
Lit.: Aa, I, 413; AA, V, 231, 282-283; IX, 408 en noot 2 aldaar; XVIII, 277; XXII, 218; XXIV, 276; XXVI, 146; Azevedo, 441; BN, I, 501-503 (P. Génard); Diercxsens, V, 36; Guicciardini, 76b; Prims, Antwerpiensia V, 130; Schillings, 335; Howard J. Slenk, ‘Christopher Plantin and the States General: some new documents’, in De Gulden Passer 43 (1965), 256 noot 21; Sweertius, 388. |
123 |
Charles Bourgois: Charles - Pierre de Bourgeois (oBrussel ca. 1549 (Azevedo: 1554) †aldaar 19 nov. (Azevedo: 1 nov.) 1633)
Zoon van Sebastien en van Julienne Asseliers. Hij wordt op 25 feb. 1568 als student ingeschreven aan de Leuvense universiteit en behoort er tot de ‘Porcenses divites’. Op 23 feb. 1579 wordt hij raadsheer in de raad van Brabant. Hij is vooral belast met de homologatie van de costumen der Brabantse steden. Op 13 juni 1615 wordt hij aanvaard in het Brusselse geslacht s'Leeuws. Door open brieven van 15 sep. 1629 wordt hem de titel ridder verleend. Op 13 mrt. 1580 (Azevedo: 1584) is Bourgeois gehuwd met Adrienne van der Noot, dochter van Willem (116) en van Margaretha de Raveschot. Anne de Bourgeois, tweede dochter van Charles, (†11 nov. 1636) zal huwen met Michiel Boot (pardo 338).
Lit.: Azevedo, 9, 233, 441, 442; Butkens, Suppl. I, 133; Gaillard, a.w., III, 355; Gailliard, II, 386; Van den Leene, 2*2v; E. Lejour, Inventaire des archives de la Famille van der Noot, Bruxelles, 1954, 35; Ryckman-de Jonghe, III, 660-663; Schillings, 734; Sweertius, Monvmenta, 387. |
124 |
Raedts' Heeren: enkel de vorst of zijn gouverneur-generaal spraken hen aan als raedsluyden, alle anderen, ook de kanselier, gebruikten als aanspreekvorm raedsheeren; zie Gaillard, a.w., II, 230, en voor hun bevoegdheden Ibid., II, 221-254. |
127-133 |
is aan Ronsard ontleend, maar de verhaalde feiten zijn in Van der Noots tijd gemeengoed. Hij heeft dezelfde voorstelling eveneens aangetroffen bij Patricius, De institvtione, Parisiis, 1585, 7r-v en bij Alciati, 278.
Moysen: meewerkend voorwerp |
128 |
sonder beletten: zonder verhindering in de uitvoering van deze opdracht MNW, I, 843 (s.v. Beletten) |
129 |
Creten: Kreta |
130 |
veurmaels: vroeger MNW, IX, 1020 (s.v. Voremaels) |
133 |
Lacenen: in navolging van Ronsards la ville de Lacene (v. 471), waar de Fransman misleid werd door het Lat. adjectief Lacaena, meent Van der Noot dat hier een stad bedoeld wordt in plaats van de landstreek Lacedaemon (Sparta).
betrachten: tussenkomst, ‘iets behartigen’ WNT, II, 2238 (s.v. Betrachten) |
134-135 |
vindt men reeds in Ext, 1370-1371 in OE, [94] |
138 |
De selue: nl. wetten (136)
beuryden: behoeden WNT, II, 2362 (s.v. Bevrijden) |
141 |
De helsche furien: de Erinyen of wraakgodinnen, voorgesteld als drie zusters: Alecto, Tisiphone en Megaera, stijgen oorspronkelijk uit de onderwereld op om vergrijpen tegen het asielrecht, moord op verwanten of meineed te wreken en de misdadiger rusteloos te achtervolgen. |
142 |
Athe: afgeleid van Gr. ἄτη, de godin der verbijstering, der verblinding; zie Homerus, Ilias, XIX, 88 e.v. |
143 |
Ketterijen: weer katholiek? |
145 |
te hants: nu WNT, XVI, 1758 (s.v. Thans...Tehants) |
147 |
goederhande: vriendelijk WNT, V, 348 (s.v. Goederhand) |
151 |
snydende: scherp. Dit adjectief is hier wel toepasselijk gebruikt, omdat Justitia steeds niet ontbloot zwaard afgebeeld wordt. WNT, XIV, 2339 (s.v. Snijden) |
152 |
schael: weegschaal WNT, XIV, 132 (s.v. Schaal) |
154 |
blaffen: van mensen: ‘In toepassing op de uitingen van...benijders’ WNT, II, 2773 (s.v. Blaffen) |
| |
| |
155 |
Aen te sien cleyn oft groot: De daden te beoordelen volgens de maatschappelijke status van de dader WNT, Suppl. I, 216 (s.v. Aanzien) |
164 |
der Olyuen: genitief bij Croonen
Croonen: genitief na weerdt. Krans, dikwijls als ereprijs WNT, VIII, 344 (s.v. Kroon) |
165 |
Goden: worden hiermee de twee godinnen Justitia en Pax (163-164) bedoeld, of slaat dit woord op dezelfde personen als Rechters en Heeren? In dit geval betekent het ‘regenten, als de van God gestelde, geordineerde Machten’ WNT V, 187 (s.v. God); vgl. Ps. 81:1. |
167 |
als: voegwoord van hoedanigheid, als bijstelling bij het object v WNT, II, 255 (s.v. Als)
als veursightigh in d'wercken: als aan wie verstandig te werk gaat MNW, IX, 1073 (s.v. Voresichtich) |
168 |
wysen: een vonnis, een oordeel wijzen MNW, IX, 2688 (s.v. Wisen)
deurmercken: doorzien, doorgronden MNW, II, 330 (s.v. Doremerken) |
170 |
Toetsteen: ‘een bepaalde variëteit van kiezellei van een zwarte of...donkere kleur, die gebezigd wordt om het gehalte van goud...vast te stellen’ WNT, XVII, 784 (s.v. Toetssteen)
wijst: aantoont MNW, IX, 2687 (s.v. Wisen) |
171 |
VVeer: zie 56
sonder van 't goudt te wesen: zonder zelf van goud te zijn, bepaling bij Toetsteen. |
172 |
Verergherdt: onzuiver gemaakt, bepaling bij goudt (171) MNW, VIII, 1711 en 1441 (s.v. Verergeren...Verargeren) |
173 |
slecht: zie 112 |
178-179 |
eerste Secretaris en Audiencir: de audiëncier is de voornaamste ambtenaar in het secretariaat van de geheime raad. Hij is de eerste secretaris van deze instelling en controleert als dusdanig de aanwezigheid van de raadsleden en de overige ambtenaren. De audiëncier stelt vele brieven op die van deze raad uitgaan, en zegelt eveneens de bescheiden. Tevens fungeert hij als ‘secrétaire seul signant en finances’ in de raad van financiën, wat betekent dat hij voor alle open brieven de ondertekenende secretaris is. Ook tot de raad van state krijgt hij soms toegang; zie Baelde, 119 en 129. |
182 |
Veur-mael: zie 130 |
183-184 |
Ontleend aan Ronsard (zie Bronnen) of rechtstreeks aan Horatius, Carmina, III, iii, 1-8 |
184 |
Verladen: Kommervol, gedrukt MNW, VIII, 1963 (s.v. Verladen) |
188 |
Daer groot verlangh aen leght: waaraan groot belang verbonden is MNW, VIII, 1969 en 1974 (Verlang...Verlanc) en WNT, VIII, 2179 (s.v. Liggen aan iets) |
190 |
t'ghemeyn volck: deel van de opsomming, begonnen bij Heeren (189) |
191 |
Die: antecedent Saken (189) |
196 |
Ioufvrou': vrouw van aanzienlijke stand WNT, VII, 496 (s.v. Juffrouw...Jouffrouw)
Marie van Bourgonien
Na het overlijden van Margarita van Duysborch wordt zij de tweede echtgenote van Jan van Asseliers. Na zijn dood (1584) hertrouwt zij met Lanseloot Boote (crabbe 212). Het is geen toeval dat Van der Noot haar als enige vrouw bezingt te midden van een bij uitstek mannelijk publiek, bestaande uit leden der voornaamste juridische organen in de Nederlanden. Blijkens discovrs 138 heeft hij de gastvrijheid van de audiëncier genoten, waarbij dit gedicht zeer goed kan dienst doen als een attentie aan het adres van de gastvrouw.
Lit.: Azevedo, 441. |
198 |
Nepenthe: een plant die het morele leed doet verdwijnen volgens Homerus, Odyssee, IV, 219 e.v. Zie Richelet (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 225v): ‘Auecque son Nepenthe] Cecy se doit apprendre du 4. liure de l'Odyssee, où Helene pour faire passer la melancholie de Telemach luy verse à table du Nepenthe, sorte de drogue qui garde de sentir mal, & qui charme la douleur’; zie ook Laumonier (STFM, IV, 101 noot 1 en XVII, 198 noot 4, alwaar verkeerdelijk verwezen wordt naar I, 101 in plaats van naar het voorafgaande citaat). |
199 |
ghedachtigh ben: denk aan (hier: de stemming van 198) WNT, IV, 577 (s.v. Gedachtig) |
204 |
t'allen keere: steeds WNT, VII, 1966 (s.v. T'allen keere) |
| |
| |
205 |
Dinende: bijvoeglijke bepaling bij Hiusvrou' (203) |
206 |
maerten: dienstmeiden WNT, IX, 49 (s.v. Maart)
cnapen: huisknechten WNT, VII, 4466 (s.v. Knaap) |
208 |
Porcia: oudste dochter van Cato Uticensis en diens eerste vrouw Atilia. Zij huwde Marcus Brutus en stond hem trouw terzijde na de moord op Caesar. Toen de situatie voor haar man hopeloos scheen, pleegde zij zelfmoord; zie Pauly-Wissowa, 34. Halbband, 216-218 (Franz Miltner).
Cornelia: dochter van Scipio Africanus, vrouw van Tib. Sempronius Gracchus en moeder van de Gracchen. |
209 |
deughdt: kuisheid WNT, III, 2444 (s.v. Deugd) |
213 |
Arnault Sasbaut: Arnold Sasbout (o's-Gravenhage †aldaar 1583), heer van Spalant.
Zoon van Joost (o1487 †1546) en van Catharina van der Meer. Hij wordt als student in de rechten aan de Leuvense universiteit ingeschreven op 15 jan. 1532. Op 14 aug. 1538 keert hij naar Den Haag terug, waar hij op 30 nov. 1543 tot raad-extraordinaris in het hof van Holland benoemd wordt. Zijn aanstelling tot raad-ordinaris volgt op 3 juni 1545. Bij de komst van Alva treedt hij in Holland op als koninklijk commissaris voor de zaken der troebelen. Zo is hij in 1567 en 1568 te Leiden werkzaam ter beteugeling der ketterij. In 1569 wordt hij kanselier van Gelderland. Op 12 mrt. 1575 stelt Requesens Sasbout voor als hoofd-voorzitter van de geheime raad. Filips II aanvaardt dit voorstel en benoemt hem op 8 sep. 1575. In hetzelfde jaar neemt hij deel aan de vredehandel te Breda als een der drie koninklijke commissarissen, maar zijn rol is bij deze gelegenheid weinig opvallend: Sasbout is meer jurist dan staatsman. Na de dood van Requesens (†5 mrt. 1576) neemt de raad van state het bewind op zich. Daar dit college nog slechts uit drie leden bestond, Viglius, Berlaymont en Aarschot, vult het zichzelf aan; Sasbout wordt gewoon lid op 24 mrt. 1576. Na de gevangenneming (4 sep.) en invrijheidstelling (15 sep.) van de raad van state trekt Sasbout naar het Noorden. Wanneer don Juan de geheime raad reorganiseert en enkel die leden behoudt, die blijk van loyaliteit gegeven hebben, ziet men Sasbout niet meer verschijnen. Baelde noteert (t.a.p.): ‘Om niet begrijpelijke redenen werd in 79 niettemin zijn wedde uitbetaald voor het jaar lopende van 24 mrt 1578 tot 23 mrt 1579’. Is het niet mogelijk dat hij gedurende deze periode zijn functies hervat heeft, wat zijn aanwezigheid onder de overige personaliteiten van dit vel slechts zou bevestigen?
Met de Latijnse literatuur blijkt hij goed vertrouwd: in 1539 wordt hem opgedragen Epitome primi libri de inventione dialectica Rodolphi Agricolae Phrysij, adiectis sane quam appositis in singulos locos exemplis, per Alardum Aemstelredamum, Parisiis, 1539. Zelf schrijft hij een Latijns distichon op de marteldood van Cornelius Musius te Delft (†10 dec. 1572). Sasbout is tweemaal gehuwd geweest: eerst met Maria van Heermale, daarna met Petronella de Huyter. Lit.: Aa, XVII, 131-132; Baelde, 304; BN, XXI, 424-425 (Baron de Borchgrave); XXXII, 656-658 (Marc Lefèvre); NNBW, II, 1264-1265 (Van Kuyk); P. Noordeloos, Cornelis Musius [Mr Cornelis Muys] pater van Sint Agatha te Delft..., Utrecht-Antwerpen, 1955, 143.
President: aanvankelijk waren de functies van hoofd en voorzitter van de geheime raad gesplitst, maar sinds 1540 fungeert enkel nog één persoon als hoofd-voorzitter; Baelde, 87. |
214 |
Secreten Raedt: de geheime raad is uitsluitend uit juristen samengesteld; hij zorgt dan ook voor de redactie en het uitgeven der ordonnantiën en geeft advies aan de andere collaterale raden. Binnen de drie raden is de geheime raad het bestuursorganisme bij uitstek. Als hoogste gerechtelijke instantie oefent deze raad controle uit over alle gerechtelijke organismen in de Nederlanden. Alle zaken in verband met het hof, de ‘casus reservati’ en verschillende gevallen van hoger beroep vallen onder zijn onmiddellijke jurisdictie. Ten slotte beheert de geheime raad souvereiniteitsrechten: hij kent octrooien en privileges toe, en verleent advies bij genadeverleningen en kwijtscheldingen; zie Baelde, 38-48. |
215 |
Ardt: natuur als scheppende kracht WNT, Suppl. I, 234 (s.v. Aard); zie ook LvB, 40 noot bij *4, 23 en OE, [272] noot bij CB, 779. |
| |
| |
217 |
beroepingh: datgene waartoe iemand geroepen is, het hem toebedeelde werk WNT, II, 1913 (s.v. Beroeping) |
218 |
Dat heur meest noodigh is: lijdende-voorwerpszin |
221 |
voordts aen: eveneens MNW, IX, 1174 (s.v. Vortaen) |
222 |
practijke: geregelde bezigheid, voortdurende werkzaamheid in het maatschappelijk leven WNT, XII, 3830 (s.v. Practijk) |
224 |
als de blye: zalig, op een zalige manier WNT, II, 2829 en F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis, 's-Gravenhage, 1923, 116, §76. |
227 |
heet oft coudt: zie voorwerk 1580-1581 19-20
crancten: ziekten WNT, VIII, 98 (s.v. Krankte) |
230 |
Sterckheydt...Veursightigheyd: de kardinale deugden fortitudo en prudentia |
236 |
wijsselijck: bijwoord bij bedinen (237) |
238 |
t'hius houden: het huisbestier voeren WNT, VI, 1233 (s.v. Huis houden), als omschreven door Cornelius Valerius, Ethicae, sev de moribvs philosophiae brevis et perspicva descriptio, Antverpiae, 1568, 27: ‘quam Graeci vocant οἰϰονομιϰὴν, id est rationem bene gubernandae familiae’; zie ook pardo 33. |
240 |
treken: listen, bedriegerijen WNT, XVII, 2282 (s.v. Treek) |
242-243 |
die standtvastigh ghepresen Beuonden wordt: wie geprezen wordt om zijn standvastigheid; letterlijk: wie ondervonden wordt geprezen te zijn om...WNT, II, 2336 (s.v. Bevinden) |
243 |
beruren: verontrusten WNT, II, 1917 (s.v. Beroeren) |
244 |
vry: rustig, gerust MNW, IX, 1316 (s.v. Vri)
sonder truren: volgens het MNW is truren in deze uitdrukking een substantief treur MNW, VIII, 752 en 688 (s.v. Zonder trueren) |
250 |
Dees werken: slaat duidelijk op de verzamelbundel, opgedragen aan Sasbout, en bevattende: PW + CB/Abr + LvB. |
252 |
Nicolaes Micault (oBrussel 17 sep. 1518 †aldaar 16 aug. 1589), heer van Indevelde en Oosterstein.
Jongere zoon van Jean. Hij studeert rechten te Leuven en te Bologna. Op 28 jan. 1555 wordt hij gewoon raadsheer in de geheime raad. Micault legt de eed af in handen van Viglius op 11 apr., nadat zijn benoeming door de raad van financiën op 8 feb. geverifieerd is. Zijn benoeming tot ‘lieutenant-garde-chartes’ volgt op 22 juni 1568. Door open brieven van 18 mei 1572 wordt hij ‘commissaire général des vivres’ voor de Spaanse troepen in de Nederlanden. Ook is hij erfelijk praefectus van Binche. De zusters van Karel V, Maria en Eleonora, belasten Micault met verschillende diplomatieke opdrachten. Hij is in actieve dienst tot 1577. Nadien blijft zijn aanzien groot, want tijdens het beleg van Brussel in 1585 wordt hij met zestien andere notabelen naar Beveren gestuurd, om in naam van de stad en het garnizoen te onderhandelen met Farnese over gunstige capitulatievoorwaarden.
Micault bezat literaire belangstelling. Petrus Nannius noemt hem ‘vir insigniter eruditus ac vere humanus’ en draagt hem op Declamatio quodlibetica de aeternitate mundi, Lovanii, 1549. Micault was ook nauw bevriend met Viglius, maar vooral met Ogier de Busbecq. Nog op 10 feb. 1589 schrijft Plantin aan hem over mogelijke uitgaven van de Vlaamse diplomaat. Micault was gehuwd met Maria Boisot, dochter van Pieter, thesaurier-generaal.
Lit.: Aa, XII, 823; Baelde, 284-285; Herckenrode, 1369; Plantin, Corr., VIII-IX, 492; J.-Th. de Raadt en Emile de Munck, Les Micault belges. Leurs portraits et leur histoire, Bruxelles, 1889, 32; Abraham Ortelius, Epistvlae. Edidit Joannes Henricvs Hessels, Cantabrigiae, 1887, 304, 905. |
256-262 |
amplificatio van de volgende passus uit Aristoteles, Politica, liber 1, caput 2: ‘Vt enim homo si omnibus suis partibus & numeris perfectus absolutusque sit, multo caeteris animantibus antecellit: sic si a lege & iustitia remotus sit, nulla ferarum fraus est tanta, nulla malitia, que possit cum eius malitia contendere’. Enkel de negatieve helft van deze constatering vinden wij in Ethica, liber 7, caput 6: ‘Nam homo si prauus sit, plura infinitis partibus de- |
| |
| |
|
trimenta & incommoda, quam fera inferre potest’ (citaten naar de Opera omnia, Basileae, 1563). |
257 |
hrecht: lees recht |
260 |
diren vremdt: dieren, die ons totaal onbekend zijn; ‘onbekend’ MNW, IX, 1290 (s.v. Vremt) |
261 |
en reden tot verchiren: en reden voor eerbetoon MNW, VIII, 2428 (s.v. Versieren). Dit zindeel hangt af van Alsoo is oock de mensch (259). |
269 |
Charles de Rijm (oGent 11 sep. 1533 †aldaar 13 apr. 1584), heer van Eeckenbeke, Schuervelt en Bellem.
Zoon van Gerard en van Barbe Clayssone van Wallebeke. Hij studeert te Leuven en te Bologna, waar hij in 1555 de graad van doctor in de rechten behaalt. Bij zijn terugkeer in de Nederlanden wordt hij nog in hetzelfde jaar benoemd tot raadsheer in de raad van Luxemburg. Keizer Maximiliaan II zendt hem om zijn talenkennis en juridische onderlegdheid naar Constantinopel als gezant bij de Porte. Rijm verblijft er iets meer dan vier jaar en slaagt erin een wapenstilstand voor acht jaar af te sluiten. In 1573 stelt Viglius hem voor als raadsheer in de geheime raad en Filips II benoemt hem in 1574. Sedert 13 aug. 1575 verblijft hij opnieuw in zijn geboortestad. Tijdens het calvinistisch bewind te Gent wordt hij aanvankelijk niet verontrust tot de komst van Hembyze. Deze laatste laat Rijm en andere prominente katholieken in arrest nemen op 30 okt. 1583. In 1584 bewerkt hij de verzoening van de stad Gent met Farnese.
Rijms poëtische en oratorische gaven worden door latere biografen geroemd.
Charles de Rijm is tweemaal gehuwd geweest, een eerste maal (1563) met Catherine van Brussel (†18 mei 1567), dochter van Filibert, en daarna met Elizabeth de Locquenghien.
Lit.: Baelde, 303; BN, XX, 677-680 (V. Fris); Herckenrode, 1709; Reyse van Bruussele vut Brabant te Constantinopels in Thracyen en Reyse van Weenen in Hoosteryc te Constantinopels in Thracyen. Twee reisjournaals uit de jaren 1570-1585 door S. de Vriendt, Gent, 1971, 7-8. |
274 |
voorderlijck: voordelig MNW, IX, 922 (s.v. Vorderlijc)
nut: nuttig WNT, IX, 2219 (s.v. Nut) |
275 |
Demades: Van der Noot roemt hier het improvisatorisch talent van de Griekse redenaar en politicus Demades (oca. 380 v. Chr. †319) tegenover de bedachtzame welsprekendheid van zijn tijdgenoot Demosthenes, die zelf enkel het woord nam na langdurige voorbereiding van zijn redevoeringen, op welk laatste procédé gezinspeeld wordt in 273; zie Plutarchus, Vita Demosthenis, cap. VIII en X. |
276 |
versochtheydt: ervarenheid MNW, VIII, 2493 (s.v. Versochticheit) |
279 |
Versocht: Bezocht MNW, VIII, 2496 (s.v. Versoeken) |
279-280 |
Mineruams panden...hebt verpacht: de talenten, u door Minerva geleend, rijkelijk rente hebt laten opbrengen |
282 |
den Turck: aan de sultan VD, 2109 (s.v. De Grote Turk)
vermonden: voorstellen, mondeling meedelen MNW, VIII, 2165 (s.v. Vermonden) |
283 |
tydt: wapenstilstand
goedt begheeren: wil, letterlijke vertaling van de geijkte Franse formule; ‘Tel est notre plaisir ou notre bon plaisir, formule de lettres de chancellerie, par laquelle le roi marquait sa volonté dans les édits’ Littré, V, 1973 (s.v. Plaisir); bijstelling bij tydt. |
285 |
eruarendtheydt: zie Homerus, Odyssee, I, 3 |
|
|