Het bosken en Het theatre
(1979)–Jan van der Noot– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 110]
| |
| |
Ga naar margenoot*Al muy Mag. Generoso y Doctissimo Varon el Señor, Don Ioan vander Noot. Ga naar voetnoot*
Sonet.
Lo qué agorá as mostrado de reposo
Vander Noot, de virtud y de prudentia,
De consejo en la Ley, y de scientia,
De benigno, discreto, y de animoso:
5[regelnummer]
Quanto de tu liuaje Generoso,
De tu Poema diuina y alta eloquentia,
En lo passado vy por excellentia,
En nuestro conuersar dulce y sabroso.
Lo qué ay de nuenó en ty admirable veo,
10[regelnummer]
Es que siendo priuado del ameno
Schaldis, y su Ribera verdé y umbrosa,
Dissimulas tu absentia y tu desseo,
Con vn Rostro jocundo y muy sereno,
Mas l'alma por tu partir no esta llorosa.
Seruidor de V.S.
Luis Franco, Lusitano.
| |
[pagina 111]
| |
Ga naar margenoot*Elegie.Wat mochtmen iemant toch hier wenscen op der eerden
Ga naar voetnoot1
Ergher dan dat hy had een wyf vol van houerden?
Ga naar voetnoot2
Fier, dubbel en doortrapt, spytich, erch ende fell:
Ga naar voetnoot3
Die traech waer totter deucht, en tot de boosheyt snel
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En die van smorghens vroech tot dat sy tsnachts gaet
slapen,
Sonder redene kijft tseghen maerten en cnapen:
Ga naar voetnoot6
En heuren goeden man voor alle deucht en goet,
Ga naar voetnoot7
Alle onbeleeftheyt toont en alle leet aendoet.
Ga naar voetnoot8
Twaer beter in een bosch te woonen by de beyren,
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Oft by de leeuwen fel int velt hem te gheneyren,
Ga naar voetnoot10
Oft alleen onder tdack oft in een woest vremt lant,
Ga naar voetnoot11
Dan by een toornich wijf, erch en sonder verstant.
Ga naar voetnoot12
| |
Elegie. Ga naar voetnoot*Wat mochtmen iemant toch hier wenschen op der eerden
Beter dan dat hy had' een vrouwe goet vol weerden?
Ga naar voetnoot2
Seer minnelyck en seer suet, vyant der boosheyt fel,
Ga naar voetnoot3
Die alle ondeuchden vliet, volghende de deucht snel,
5[regelnummer]
En die van tsmorghens vroech tot dat sy tsnachts gaet
slapen
Voorsichtelyk regeert, huys, maerten ende cnapen:
Ga naar voetnoot6
En heuren weerden man alle ghemack aendoet,
Ga naar voetnoot7
Alle vrientschap en vreucht, alle eere en alle goet.
Al waermen in een bosch daer woluen en beeren,
Ga naar margenoot*
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tieghers en leeuwen fel loopen en heur gheneeren,
Ga naar voetnoot10
Oft ergens onder tdack oft in een woest vremt lant,
Men sou wesen gepaeyt deur heur deucht en verstant.
Ga naar voetnoot12
| |
Apodixe. Ga naar voetnoot*Der hoeren mont
Is een seer diepe grachte,
Ga naar voetnoot1-2
En sy deurwont
Der dwaser hert met crachte:
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De mensch die sneeft
Ga naar voetnoot5
Deur veel oneerbaer voeren
Ga naar voetnoot6
Die hem begheeft
Ga naar voetnoot7
Tot de liefde der hoeren.
| |
Apodixe. Ga naar voetnoot*Vrouwen die sottelyck
Heurlieder vleesch vercoopen,
Cryghen bespottelyck
Ga naar voetnoot3
Vuyl plaghen swaer met hoopen:
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van vremde pollen fraey,
Ga naar voetnoot5
| |
[pagina 112]
| |
Guyten en ruffianen,
Ga naar voetnoot6
Cryghen sy theurder schaey,
Ga naar voetnoot7
Spaensche en Napolitanen.
Ga naar voetnoot8
| |
Viereyn. Ga naar voetnoot*Ist dat te hebben langhen baert
Iemanden wys en cloeck doet schynen,
Ga naar voetnoot2
Zoo mach den bock van vuylen aert
Ga naar voetnoot3
Worden gheacht vol van doctrynen.
Ga naar voetnoot4
| |
Ga naar margenoot*Epigramme. Ga naar voetnoot*Hebbende sulcken blauwen snuyt,
Ga naar voetnoot1
Vliet de fonteynen vuylen ghuyt,
Ga naar voetnoot2
En spieghelt v int water niet,
Want ist dat ghy v seluen siet
5[regelnummer]
Ghy sult als Narcissus die vloot
Ga naar voetnoot5
Steruen, hatende v totter doot.
Ga naar voetnoot6
| |
Ronsard.
Si nourrir grand' barbe au menton
Nous fait Philosophes paroistre,
Vn bouc barbasse pourroit estre
Par ce moyen quelque Platon.
(Laumonier, II, pag. 56)
| |
Ronsard.
Ayant tel crochet de naseaux
Fuy les fonteines et les eaux,
Et ne te mires en leur bord:
Si ton visage tu mirois,
Comme Narcisse tu mourrois,
Te haïssant iusqu' à la mort.
(Laumonier, VI, pag. 196)
| |
[pagina 113]
| |
Probleme oft Dialogisme. Ga naar voetnoot*Segt my toch deucht en eere,
Ga naar voetnoot1
Waeraf vliet ghy soo seere?
Ga naar voetnoot2
Seght my toch wat ghy haet,
En soo seer versmaet?
5[regelnummer]
Venus en Bachum mede
Ga naar voetnoot5
Vliede ick en de slaepstede.
Ga naar voetnoot5-6
Ga naar voetnoot6
Die deucht en deere vliet die moet tot alle tyen
Ga naar voetnoot7
Schouwen d'oneerbaerheyt, traecheyt en brasseryen.
Ga naar voetnoot7-8
Ga naar voetnoot8
| |
Vireyn.
| |
Ronsard.
Si tu es viste à souper,
Et à courir mal-adestre,
Des pieds il te faut repaistre,
Et des léures galoper,
(Laumonier, II, pag. 58)
| |
[pagina 114]
| |
Alsoo wordt in Brabant met d'aldersuetste voys,
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghesproken en ghebruyct het alder beste duyts.
Ga naar voetnoot5
| |
Ga naar margenoot*M.P.R.A. Mons. V. Noot. Ga naar voetnoot*Le bon Esprit qui Vander Noot gouerne,
Combien qu'il soit encores bien moderne,
Ga naar voetnoot2
Le faict passer en bonne Poesie,
Ga naar voetnoot3
Les bons esprits de France & d'Italie.
| |
Vireyn. Ga naar voetnoot*Wilt ghy weten wat wech bereyt
Ga naar voetnoot1
Den rycken mensch tot ermoy leyt?
Ga naar voetnoot2
Groote huysen en sloten bouwen,
Veel knechten en banketten houwen.
| |
Epigramme.
| |
Ronsard.
Veux-tu sçauoir quelle voye
L'homme à pauureté conuoye?
Esleuer trop de Palais,
Et nourrir trop de valets.
(Laumonier, II, pag. 55)
| |
Ronsard.
Aux creanciers ne deuoir rien,
Est de tous biens le premier bien:
Le second n'estre en mariage,
Le tiers, de viure sans lignage.
Mais si vn fol se veut lier
Sous Hymenée, il doit prier
Qu'argent receu, dessous la lame
Le iour mesme enterre sa femme.
Celuy qui cognoist bien ceci,
Vit sagement, et n'a souci
Des atomes, ny s'Epicure
Cherche du vuide en la Nature.
(Laumonier, II, pag. 55)
| |
[pagina 115]
| |
Leeft wysselyck, en mach hem achten
Ga naar voetnoot6
Wel gheluckich daghen en nachten,
Ga naar voetnoot7
Deur vreets verpachten.
Ga naar voetnoot8
| |
Vireyn. Ga naar voetnoot*Ryckdom die moeder syt van de flatteerders quaet,
Ga naar voetnoot1
Dochter van anxt en druck, en sorge vroech en laet:
Ga naar voetnoot2
V te hebben maect ons groote vreese in ons herte,
Ga naar voetnoot3
Te deruen v, maect ons benautheyt, pyn, en smerte.
| |
Epigramme. Ga naar voetnoot*Veel beter ist benyt te syne dan beclaecht,
Diemen beclagen hoort sietmen altijts geplaecht,
Ga naar margenoot*Maer
diemen siet benyt, hebben voorspoet int leuen.
Nymmermeer O myn God en laet my syn verheuen
5[regelnummer]
Te hooghe, noch en laet my tot gheen ermoy comen:
Ga naar voetnoot5
Den middelbaren staet heb' ic voor best ghenomen:
Ga naar voetnoot6
Den hoogen staet vol prachts is vol vreesen en sorgen,
En een versmaetheyt groot comt den leegen verworgen.
Ga naar voetnoot8
| |
Probleme.
| |
Ronsard.
O mere des flateurs, Richesse,
Fille de soin et de tristesse,
T'auoir est vne grande peur
Et ne t'auoir grande douleur.
(Laumonier, VI, pag. 195)
| |
Ronsard.
Trop plus que la misere est meilleure l'enuie,
Ceux qui sont enuiez ont vne heureuse vie:
On a touiours pitié de ces pauures chetifs.
Puisse-ie n'estre ô Dieux, des grands ni des
petits,
‘La mediocrité fait la personne heureuse:
‘Le haut degré d'honneur est chose dangereuse,
‘Et le trop bas estat traine ordinairement
‘Pour sa suite vne injure et vn mesprisement.
(Laumonier, VI, pag. 196)
| |
[pagina 116]
| |
Heur beelt vergult, dooge ooc aenlockende ende blye?
Ga naar voetnoot3
Om gheen oorsaké en is daensicht lachende fyn,
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dan om der vryers hert tot liefden te berueren:
Ga naar voetnoot5
D'oogé heeft sy seer suet, minlyck ende niet wreet,
Ga naar voetnoot6
Om te doen branden heet, diese siet tallen uren:
Ga naar voetnoot7
Vergult is sy want (siet) om gheluckich ghereet
Te syn in liefden vast, moetmen tgout met hem vueren.
Ga naar voetnoot8-9
Ga naar voetnoot9
| |
Ode.
| |
Alciatus.
| |
[pagina 117]
| |
| |
Ga naar margenoot*Wtlegghinghe.1Signes was hier voermaels een Coninck ende broeder van Ga naar voetnoot1 2 Phaeton, ende is nv eenen Riuier voghel seer suetelyck singhende, Ga naar voetnoot2 3 seer wit ende suyuer Phebo toeghewydt die Prince der Musen Ga naar voetnoot3 4 ende Poeten is. Die welcke nv de swane in heur wapen dragen, Ga naar voetnoot4 5 want sy syn eel, heerlyc ende worden met lauriere gecroont als Ga naar voetnoot5 6 Keysers ende Coninghen, ende ghebruycken sulcken vryicheyt Ga naar voetnoot6 7 int schryuen als de Keysers int doen ghebruycken ende maken Ga naar voetnoot7 8 orloghe met gheschriften, gelyck de Coningen met wapen: sy Ga naar voetnoot8 9 beminnen de riuiren, bemden, ende lustige plaetsen: sy syn Ga naar voetnoot9 10 suyuer ende blinkende, ende singhen seer suetelyck in heur Ga naar voetnoot10 11 welluydende verskens. | |
Apodixe. Ga naar voetnoot*Goeden lof en goey fame,
Ga naar voetnoot1
En eenen goeden naem,
Volghen na sonder blame
Ga naar voetnoot3
‘......At Poëtis Olor est candidus, Phoebo sacer, quique Regi quondam nomen dedit; animi puritatem repraesentat, qualis in Poëta sacro debet esse, qui suos omnes labores ad Phoebum literarum Praesidem, &, vt loquuntur Graeci, μουσαγετήν referre debet............ Cycnus Ligurum Rex, in Gallia transpadana, Musicae laude clarus: qui cum decessisset, ab Apolline in sui nominis auem mutatus creditur, ait Pausanias in Atticis. Aliam caussam 2. Metamorph. Ouid. adfert......’ (ed. 1581 Antwerpen, pag. 635-637) | |
[pagina 118]
| |
De goey menscen bequaem:
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die hier voorsichtich leuen,
Ga naar voetnoot5
En de deucht volghen meest:
Ga naar voetnoot6
En voorts worden ghedreuen
Ga naar voetnoot7
Van eenen goeden gheest.
Ga naar voetnoot8
| |
Apostrophe. Ga naar voetnoot*Met twee serpenten fraey,
Ga naar voetnoot1
En met twee hoornen meé
Ga naar voetnoot2
Van oueruloedicheyt,
Ga naar margenoot*Met noch
twee vleughels gaey
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Op d'een en dander steé,
Ga naar voetnoot5
Tot vlieghen wel bereyt,
Ga naar voetnoot6
Is O Mercury goet
Ga naar voetnoot7
Verciert v caducee:
Ga naar voetnoot8
Waermen wt weten moet
10[regelnummer]
Dat menschen wel ter spraken
Die wijs syn, ouervloet
Cryghen van alle saken.
| |
Alciatus.
|
|