Het bosken en Het theatre
(1979)–Jan van der Noot– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot*Den Poët aenden Wijsen ende wel Gheleerden D. Gerardus Goossenius, Ga naar voetnoot* | |
Med. Phisicus, ende Poët voor antworde.
Ode.
K'en was noyt meer verheucht,
K'en had' noyt meerder vreucht,
Van myné ionghe daghen,
Dan doen ick by v quam
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En v verstant vernam,
Ga naar voetnoot5
Als myn ooghen v saghen.
Want ick vont waer terstont
Soet my was deur den mont
Ga naar voetnoot8
Vertelt van gheesten reyne,
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Als dat ghy waert begaeft
Van Phoebo, en ghelaeft
Ga naar voetnoot11
Wt Pegasis Fonteyne.
Ga naar voetnoot12
En dat den Cinthien
Ga naar voetnoot13
Phoebus den Pythien
Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
De const der medecynen
Ga naar voetnoot15
V seer wel heeft gheleert,
Waer deur ghy wordt gheeert,
En doet v deuchden schynen.
Waer deur ghy oock deursiet
Ga naar margenoot*
20[regelnummer]
Al tgheen datter gheschiet
In alderhande dinghen:
Elcx dincx nature en aert,
Wort v gheopenbaert
Deur Apollos ghehinghen.
Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Eerdé, locht, water, vier,
En dat sy gheuen hier
Ga naar voetnoot26
Weet ghy wel te deurgronden.
Ga naar voetnoot27
De mineralen hert,
Ga naar voetnoot28
Worden tot elcke smert
Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Deur v oock wel ontbonden.
Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 107]
| |
Ick vont oock dat ghy syt
Seer wel gheschict altyt
Ga naar voetnoot32
Inde seuen vry consten,
Ga naar voetnoot33
Liefghetal en bemint
Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Van Pallas wys ghesint,
Ga naar voetnoot35
En de Musen vol ionsten.
Ga naar voetnoot36
En Mercurius loos
Ga naar voetnoot37
Heeft v sprake en v voys
Ga naar voetnoot38
Oock wel connen verchieren,
Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Dies ick verwondert was
Als ick v op dat pas
Ga naar voetnoot41
Hoorde, en sach v manieren.
Ga naar voetnoot42
Ga naar margenoot*En bouen dat
ghy cunt
Ga naar voetnoot43
Al dat v' is ghegunt
45[regelnummer]
Van Iuppiter dé Heere,
Ga naar voetnoot44-45
Ga naar voetnoot45
Soo acht ghy groot het werck
Van my een goet slecht clerck
Ga naar voetnoot47
En pryst myn Muse seere.
Goossenius my dunckt,
50[regelnummer]
Dat my myn hert ontfunckt
Ga naar voetnoot50
Deur v comst' met verblyen
My dunckt voorwaer dat ghy
Hier comen syt om my
Ga naar voetnoot53
De doot helpen bestryen.
Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Want oft ick niet en waer
Ga naar voetnoot55
Cloec ghenoch maer te swaer,
Ga naar voetnoot56
Om de doot te beuechten
Soo sult ghy my by staen
En de doot wel verslaen,
60[regelnummer]
En heur cracht wel verslechten.
Ga naar voetnoot60
Alsoo sult ghy my dan
Altyts als een vroem man
Ga naar voetnoot62
Doen leuen so ick hope
En ick sal v oock cloeck
65[regelnummer]
Voorts trecken wt den hoeck
Ga naar voetnoot65
Des verghetelheyts nope.
Ga naar voetnoot64-66
Ga naar voetnoot66
Ontsterffelycken lof,
Ga naar margenoot*
Vyant der gheesten grof,
Ga naar voetnoot67-68
Die inden hemel hooghe
70[regelnummer]
V macht en woensté hout
Ga naar voetnoot70
| |
[pagina 108]
| |
Bouen siluer en gout
Syt ghy groot in myn ooghe.
Ghy die de goede croent
Ga naar voetnoot73
Ende de deuchden loent,
Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Wilt Gerardus naem veuren,
Ga naar voetnoot75
In uwen tempel schoon,
Op datmen tsynen loon,
Ga naar voetnoot77
Hem kent tot allen uren.
|
|