Het bosken en Het theatre
(1979)–Jan van der Noot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
| |
Ga naar margenoot*De vrijagie ende het houwelyck Ga naar voetnoot* | |
van Messer Luciaen dela Noce, Edelman Romeyn, ende Iuffrou Magdalene van Rinchorst, Edel dochter in Brabant, gheschiet int Iaer. 563. Van welcke twee gecomen syn diemen nou Vander Noot noemt: Met twee pausen afgedeelt, genomen wt het tweede boeck dat ic van d'afcomst des selfsten geslachts gemaect heb.
Epitalamon.
Op dat ick mocht comen tot myn vermeten,
Ga naar voetnoot1
En op dat myn voornemen word' volbracht:
Ghemerct dat nv deur den tyt syn vergheten
Ga naar voetnoot3
Veel saken groot, voortyden hooch gheacht:
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Clio goet compt toont ghy toch v cracht//nou,
Ga naar voetnoot5
En wilt my met v clergye by staen,
Ga naar voetnoot6
Op dat het werck dwelck onna is volbracht//sou
Ga naar voetnoot7
Van my deur v moghen worden voldaen.
Ga naar voetnoot8
Soo Luciaen Brabant seer goet beuonde,
Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En in alder voeghen seer wel ghedaen,
Ga naar voetnoot10
Het volck seer vroom, seer wijs, en goet van gronde,
Ga naar voetnoot11
En wilde hy in gheender wys verstaen
Ga naar voetnoot12
Te keeren weer na syn heer vaders eruen,
Ga naar voetnoot13
Maer wilde altyt synen oom syn ontrent,
Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Want hoepte wel deur hem noch te verweruen
Eere, profijt, en menich schoon present.
Maer bouen al hem ouer wel behaghen
Ga naar margenoot*
Ga naar voetnoot17
De vroukens schoon en suyuer van Brabant,
Die heur gheensins en hebben te beclaghen,
20[regelnummer]
Want God en heeft gheen vrouwen in geen
lant,
Met alderley deuchden willen verchieren,
Ga naar voetnoot21
Als hy deurghaens dees edel vroukens doet,
Ga naar voetnoot22
Want sy syn wys en van goede manieren
Schoon en eerbaer, weselyck en som goet.
Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Soo dat dit lant met recht' ghenaemt mach wesen,
Die plaetse daer Cupidos pylen syn,
Waer mede hy deurwont (quaet om ghenesen)
Menich eel hert: swaerlyck met grooter pyn,
Ga naar voetnoot28
| |
[pagina 58]
| |
Want gheen saken in liefden meer doen branden
30[regelnummer]
Dan schoonheyt, deucht, ioncheyt en
edelheyt,
Die de menschen tsamen binden met banden,
En leuen doen tot alle vreucht bereyt.
Met dit gheschut werde fellyck doorschoten
Ga naar voetnoot33
Dees ionghe man, ende vierich deurstraelt
Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Van Cupido die hem vry onuerdroten
Ga naar voetnoot35
(Wiens begryp hem niet en heeft ghefaelt)
Ga naar voetnoot36
Seer loflyck ghestopt hiel en verborghen,
Ga naar voetnoot37
In d'ooghen schoon van een seer edel maecht,
Lancxt waer hy hem soo sonder eenich sorghen,
Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Theurder liefden neerstelyck heeft ghedaecht.
Ga naar voetnoot40
Ga naar margenoot*Soo haest
als hy dees edel maecht dus schoone
Ga naar voetnoot41
Beuonden heeft, ende soo triumphant,
Ga naar voetnoot42
Wert hy ghewaer meer dan hy was ghewoone:
Inwendichlyck eenen vierighen brant,
45[regelnummer]
En alsoo-seer werden beroert syn sinnen,
Dat hy syns selfs voortaen niet meer en was,
Maer leefde nv gheheel in heurder minnen,
Ga naar voetnoot47
En sy wert syn meesterssé op dat pas.
Ga naar voetnoot48
Maer syn edel nature maecte hem coene
50[regelnummer]
En liefde reyn gaf hem seer goeden raet,
En wees hem saen wat hem nv stont te doene,
Ga naar voetnoot51
Dienende hem die tyt als Aduocaet:
Hierom ginck hy by dees' schoone ioncvrouwe
Ga naar voetnoot53
Die haest aen hem sach en gheware wert
Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dat hy heur iet van liefde segghen souwe,
Die hy deur heur mocht draghen in syn hert.
Ga naar voetnoot56
En nae dat hy heur eere hadde bewesen,
Beghost hy saen tot heur syn reden soet,
Ga naar voetnoot58
Ick heb' doorsien Ionckvrouwe weert ghepresen
60[regelnummer]
Menighe stadt (sprack hy) met goeder spoet,
Ga naar voetnoot60
In landen vreemt, wyt ende breet gheleghen:
Italien en in Griken playsant,
Ga naar voetnoot62
Daer myn ooghen kennis hebben ghecreghen,
Van menighé schoon' vrouwe triumphant.
Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Maer alsoo waer als God ons noch doet leuen,
Ga naar margenoot*
Heur en heeft my noyt ionghe maecht vertoont,
Ga naar voetnoot66
Die in schoonheyt soo seeré was verheuen,
Als ghy nv syt met gratien ghecroont:
Dies men met recht wel gheluckich mach noemen,
Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Endé altyts wel prysen met eendracht,
Ga naar voetnoot70
(Diesghelycx oock moghen heur wel beroemen)
Ga naar voetnoot71
D'ouders die v ter werelt hebben bracht.
Dry en viermaels sal hy gheluckich wesen,
Die ghy reyn maecht sult nemen voor v man,
75[regelnummer]
Gheluckigher en vintmen niet dan desen,
Die tot deser eeren gheraken can:
| |
[pagina 59]
| |
En gheen saken en sou ick lieuer wenschen
Dan dat ick mocht wesen v dienaer fyn,
Ga naar voetnoot78
Want soo sou ick my bouen alle menschen
80[regelnummer]
Gheluckich wel achten en vrolyck syn.
Siet hier om ist dat ick v nv moet vraghen
En bidden v wt goy ootmoedicheyt,
Ga naar voetnoot82
Dat ghy my toch sonder eenich vertraghen
Nv helpen wilt tot dese weerdicheyt,
Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Te weten, dat ghy my toch wilt ontfanghen
Ga naar voetnoot85
Voer uwen man (wilt v hier toe verstaen)
Ga naar voetnoot86
Op dat ick word' verlost van tswaer verstranghen,
Ga naar voetnoot87
Dat ick doer v liefde nv heb ontfaen.
Ga naar voetnoot88
Ga naar margenoot*Als dese
maecht heur aldus hoorde prysen,
90[regelnummer]
Van sulcken Heer en frisschen elen man,
Ga naar voetnoot90
Werde heur hert verheucht met veriolysen,
Ga naar voetnoot91
Meer dan men wel te recht wtspreken can:
Want sy sach heur gheeert ende verheuen,
Ga naar voetnoot93
Van een ionck man die heur seer wel behaecht,
Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Dies heur by naest deur groote vreucht begheuen,
Ga naar voetnoot95
Hert ende sin, wesende heel versaecht.
Ga naar voetnoot96
Sy bleef stil staen ende was vol ghepeysen,
En sloech beschaemt heur ooghen nederwaert,
Borghende siet heur aensicht tot meer reysen,
Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Het welck nae der iongher maechden aert
Blosende werdt als een beelt van albaste,
Dat eenich man met een constighe hant
Met verwe root constich als de ghepaste,
Ga naar voetnoot103
Gheschildert heeft, om taensiene plaisant.
Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
En soo sy nv stil sweech wast goet te mercken,
Dat heur ionck hert tot liefden was bekeert,
Ga naar voetnoot106
Want Cupido hadde teenen verstercken,
Ga naar voetnoot107
Syn trecxkens heur alreede wel gheleert:
Ga naar voetnoot108
Want ghelyck sy heur verwonderde seere,
Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
In de schoonheyt van desen ionghen man,
Onstack terstont in heur herteken teere,
Ga naar voetnoot111
Dit vlammich vier (soomen wel mereken can)
En na dat sy een goy poose had' ghesweghen,
Ga naar margenoot*
Ga naar voetnoot113
Sloech sy soetkens haer ooghen fray op hem:
Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Hebbende nv die cloeckicheyt ghecreghen,
Ga naar voetnoot115
Sprack sy aldus met een seer soete stem,
Die soeter was dan het gheluyt der snaren
Van Orpheus herpe seer wel ghestelt,
Ga naar voetnoot118
Waer mede hy (soo de boecken verclaren)
Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Verwonnen heeft Plutonis swaer ghewelt.
Ga naar voetnoot117-120
Ga naar voetnoot120
| |
[pagina 60]
| |
Hoewel sprack sy, dat ghy myn edel Heere
V redenen so wel belegghen cunt
Ga naar voetnoot122
Dat ghy daer deur een simpel maghet teere
Soudt doen verstaen dat ghy heur eere gunt,
125[regelnummer]
Soo dat sy heur daer deur mocht laten duncken,
Ga naar voetnoot125
Dat sy veel meer met schoonheyt waer begaeft
Dan sy wel is, en hier deur mocht ontfuncken
Ga naar voetnoot127
Heur herte moru met crancken troost ghelaeft.
Ga naar voetnoot121-128
Ga naar voetnoot128
Maer yeghelyck hoort hem seluen te kennen,
Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
En te verstaen hoe dat al met hem staet,
Ga naar voetnoot130
Dus doende dan moet ick my wel ontwennen
Te verheffen my met een fier ghelaet,
Ga naar voetnoot132
Al ghelieuet v my aldus te prysen.
Want ick wel saen en ghering' can verstaen,
Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Deur v ghelaet en versiert onderwysen,
Ga naar voetnoot135
Dat ghyt om v ghenoechte hebt ghedaen.
Ga naar voetnoot136
Ga naar margenoot*Ghelyck
ghy dat alsoo wel syt ghewoene
Te doen dickwerf onder v ionghe mans,
En verheucht v als ghy met woorden schoone
140[regelnummer]
Eenighe maecht (die als een slechte gans,
Ga naar voetnoot140
Veel te ras is om ulie te gheloouen)
Bedroghen hebt, dies sy heur vint bescaemt,
Ga naar voetnoot142
Omdat sy heur soo heeft laten verdoouen,
Ga naar voetnoot143
En v betrout heeft meer dant wel betaemt.
145[regelnummer]
Hier op sprack nv weer om met goy manieren
Ga naar voetnoot145
Dees ionghe man roepende synen God
Teenen ghetuyghe wel als de goedertieren
Ga naar voetnoot147
Dat hy sulcx niet en had' gheseyt wt spot,
Ga naar voetnoot148
Segghende: en laet v toch, o, schoon Ionckvrouwe
150[regelnummer]
Niet duncken dat in my sou mogen syn
Ga naar voetnoot150
Sulcken bedroch, en soo grooten ontrouwe,
Gheueystheyt vals' veel ergher dan fenyn.
Ga naar voetnoot152
Maer weet voorwaer, dat my v liefde reene,
Ga naar voetnoot153
En anders niet, dees woorden spreken doet,
155[regelnummer]
Die my nv v endé oock anders gheene,
Doen bieden lyf, schat endé al myn goet,
Ga naar voetnoot156
Makendé v daer ouer een meestersse,
Ga naar voetnoot157
Die daer meé doen moecht al dat v ghelieft.
Biddendé v O myn weerde princersse,
160[regelnummer]
Dat ghy my toch in dees' sake gherieft.
Ga naar voetnoot160
Als dese maecht (Magdalene gheheeten,
Ga naar margenoot*
En toeghenaemt Iouffrouwe van Rinchorst)
Wiens ouders die tyt waren gheseten
Ga naar voetnoot163
Ontrent Brussel seer eel en wel gheborst,
Ga naar voetnoot164
| |
[pagina 61]
| |
165[regelnummer]
Wel mercte dat dees edel man wt trouwen,
Ga naar voetnoot165
Syn liefde, goet, en sin heur had verclaert,
Ga naar voetnoot166
Werde heur hert verlost van allen rouwe,
En heeft hem oock heuren sin g'openbaert.
Ga naar voetnoot168
Segghende, Heer ick en ben toch niet weerdich
170[regelnummer]
Der eeren die ghy my nv presenteert,
Ga naar voetnoot170
Maer ist alsoo dat ghy noch blyft volherdich
In v propoost en daer in persisteert,
Ga naar voetnoot172
Soo moecht ghy my eerlycken doen versoeken
Ga naar voetnoot173
Aen myn maghen die soo discreet wel syn,
Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Dat sy prysen sullen v goet vercloecken,
Ga naar voetnoot175
V goet begryp, en v voortstellen fyn.
Ga naar voetnoot176
Ick en weet v nv anders niet te segghen,
Ga naar voetnoot177
Want een goy maecht moet doen heur ouders raet,
Ga naar voetnoot178
En als sy heur wat goets te voren legghen,
Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Moet syt neerstich volbrengen vroech en laet.
Ga naar voetnoot180
Ghy doet seer wel sprack desen goeden Heere,
Dat ghy hier in ws ouders raet wilt doen,
Want dat sal v wesen profyt en eere,
Maer ick sal voorts varen als minnaer coen.
Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Ga naar margenoot*En hope
noch eer langhe te gheraken,
Ga naar voetnoot185
Deur vrienden goet en op een cort termyn,
Diet noch soo wel eer langhe sullen maken,
Ga naar voetnoot187
Dat ghy schoon lief myn huysurouwe sult syn.
Nae dese en meer deser ghelycké woorden,
190[regelnummer]
Namen sy orlof, want siet den middernacht
Ga naar voetnoot190
De de Heeren vertrecken met accorden,
Ga naar voetnoot191
En ghaf dees twee menich seer soet ghedacht.
Ga naar voetnoot192
Gheen van dees twee en costen heur begheuen
Ga naar voetnoot193
Tot slapen, want heur al te voren quam
Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Elcx anders deucht, schoonheyt ende goet leuen:
Ga naar voetnoot195
Des eens wesen in d'anders herte clam.
Ga naar voetnoot196
Soo haest als heur Aurora quam vertoonen
Ga naar voetnoot197
Begost meser Luciaen op te staen,
Ga naar voetnoot198
En eer Phebus dees ryken quam verschoonen,
Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Is hy recht voort tot synen vrient ghegaen.
Ga naar voetnoot200
Den welcken hy terstont heeft gaen verclaren
De saken heel soo sy waren gheschiet:
Syn woorden al gonck hy hem openbaren,
Ga naar voetnoot203
En haer antwoord heeft hy hem oock bediet:
Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Desé man, als hy al dees saken verstonde,
Ga naar voetnoot205
Werde daer door hertelycken verheucht,
En heeft hier op met eenen heusschen monde
Ga naar voetnoot207
Hem raet terstont ghegheuen wt goy deucht.
Ga naar voetnoot208
| |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot*Voor allen
raet hebben sy goet gheuonden,
Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Dat hy tot den Marcgraue soude gaen,
Ga naar voetnoot210
Om den seluen dees saken te vermonden,
Ga naar voetnoot211
En vraghen hem hoe hy dit sou verstaen:
Ga naar voetnoot212
Dus heeft hy hem teenen bequamen tyde
Ga naar voetnoot213
Als hy hem vant alleen, ghesproken aen,
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
En heeft hem al verhaelt int brede int wyde
Hoe dat met hem dien nacht was vergaen.
Ga naar voetnoot216
Ancelbertus verstaende dese saken,
Ga naar voetnoot217
Hebben hem oock terstont seer goet ghedocht:
Ga naar voetnoot218
Wel wel sprack hy, laet vry dit houlyck maken,
Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Want sulcx heb ick ouerlang' ghesocht:
Ga naar voetnoot220
My syn seer wel bekent heur goede maghen,
En dese maecht heb ick oock wel ghesien,
Ga naar voetnoot222
Het soude my voorwaer seer wel behaghen,
Mocht dit aldus ter eeren gods gheschien.
225[regelnummer]
Ick sal terstont vernemen (mach ickt leuen)
Ga naar voetnoot225
Hoedanich dat heur ouders syn ghesint,
En oock hoe veel sy souden willen gheuen,
Ga naar voetnoot227
Met heur dochter weert ende wel bemint:
Dus na dat sy van als gheaduerteert waren,
Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Hebben sy heur aen heur ouders versocht,
Ten houwelyck' om hem met heur te paren.
En hy heeft oock synen staet ouerbrocht.
Ga naar voetnoot232
Dié ouders goet van dese maecht ghepresen,
Ga naar margenoot*
Hebben heur hier in hoochelyck verblyt,
Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Achtende heur wel gheluckich te wesen,
En sloten soo t'houwelyck op die tyt:
Ga naar voetnoot236
In somma t'wert hier vastelyck ghesloten,
Ga naar voetnoot237
Ende den dach werde gheordineert
Ga naar voetnoot238
Op welcken sy lustich en onuerdroten,
240[regelnummer]
De feest houden souden ongheblameert.
Ga naar voetnoot240
De tweede Pause.
Io, Pean! Pean, den dach is comen:
Ga naar voetnoot241
Io, Hiemen! Hiemen, den dach is hier,
Ga naar voetnoot242
In desen dach moeten syn wech ghenomen
Alle tweedracht, perycklen en dangier:
Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
De maechden ionck, Nymphen ende Dryaden
Ga naar voetnoot245
Sachmen al om neerstich en diligent:
Ga naar voetnoot246
Deen maecte daer hoykens, d'ander gheladen
Ga naar voetnoot247
Quam met Floras, en Sephirus present.
Ga naar voetnoot248
In corter tyt werdé verciert al omme
250[regelnummer]
Het heel Pallays met tappyten playsant,
Ga naar voetnoot250
En taefreelen weert synde groote somme
Ga naar voetnoot251
Van gheldt', en voorts wast noch aen elcken cant
| |
[pagina 63]
| |
Seer lustichlyck besteken en behanghen,
Ga naar voetnoot253
Met meyen, lisch, bloemen en ander cruyt,
Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
In de cappel' saletten ende ganghen,
Seer fraey verchiert ter eeren van de Bruyt.
Ga naar voetnoot256
Ga naar margenoot*Als Phebus
claer syn peerden nv gonck keeren
Ga naar voetnoot257
Naer d'westen waert dry uren na middach,
Sachmen dees' maecht comen met grooter eeren
Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Ootmoedelyck gaende sonder ghelach:
Ga naar voetnoot260
Vergheselschapt met veel schooné Ioncvrouwen,
Suyuer en gent, en menighe reyn maecht,
Ga naar voetnoot262
Naer den tempel om daer also te trouwen,
Den ionghen Heer' die heur seer wel behaecht.
265[regelnummer]
Voor heur quammer een goy groote partye,
Ga naar voetnoot265
Van Constenaers makende groot iolyt,
Ga naar voetnoot266
Op musickspel met soete hermonye
Opt rustichste voorwaer van dien tyt:
Ga naar voetnoot268
En recht voor heur gonghen met goy manieren,
Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Veel maechdekens ieuchdich, ionck scoon en
teer
Stroyende daer bloemkens tot een verchieren
Op dat elck hem soude verheughen meer.
Op dander sy sachmen oock lustich comen
Ga naar voetnoot273
Den Bruydegom fris ende triumphant,
Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Wesendé oock verselt tot synder vromen,
Ga naar voetnoot275
Met veel eelmans om t'aensiene playsant:
Ga naar voetnoot276
Comende aldus seer rustelyck ghestreken
Ga naar voetnoot277
Door des Palleys sale lanck ende wyt,
Heeft hy soo wel eenen God daer gheleken,
Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Dat yeghelyck hem siende wert verblyt.
Inden tempel stont den dienaer des Heeren,
Ga naar margenoot*
En was ghecleet met een tamelyck cleet,
Ga naar voetnoot282
Ghans sonder pracht, om de menschen te keeren
Van ydelheyt: hy staende aldus bereet,
Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Quamen voor hem dees twee ionghe persoonen:
De bruydegom fris endé excellent,
Ende de bruyt seer reyn niet om verschoonen,
Ga naar voetnoot287
Verselt met heur naeste vrienden bekent.
Ga naar voetnoot288
Ootmoedelyck en met goede manieren
290[regelnummer]
Syn sy ghelyck voor den dienaer vergeert,
Ga naar voetnoot290
Dewelcke heur vraechde seer goedertieren,
Ga naar voetnoot291
Waer op sy hem tsamen hebben vercleert,
Ga naar voetnoot292
Dat sy met danck vry ende onbedwonghen
Ga naar voetnoot293
Soo quamen daer, dus nam hy vry elcx hant,
Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
En heeftse soo tsamen deur heurlie tonghen
Ga naar voetnoot295
Ghebonden met eenen eewighen bant.
| |
[pagina 64]
| |
Ay-my reyn maecht, wat hebt ghy nv bedreuen?
Ga naar voetnoot297
Ay-my reyn maecht, wat hebt ghy nv gemaect?
In wiens hant hebt ghy v nou begheuen?
Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
In wiens hant syt ghy nv toch gheraect?
Ghy syt schoon maecht nv comen inde handen
Van een seer cloeck fris en ionck edelman,
Die hier nv is comen wt verre landen,
Om v reyn maecht, soomen wel mercken can.
305[regelnummer]
Ga naar margenoot*Adieu,
reyn maecht, uwen maechdom ghepresen,
Vwen maechdom reyn maecht is nv ghedreycht:
Maer ghy en dorft hier vry niet droeue om wesen,
Ga naar voetnoot307
Want dees eelman is touwaerts wel gheneycht,
Ga naar voetnoot308
Wt liefden goet endé wt reynder ionsten,
Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Verheffende v bouen der werelt schat,
Hy is heel v deur der liefden reyn consten,
Ga naar voetnoot311
Dies hoort ghy v noch te verheughen bat.
Ga naar voetnoot312
Ghy en dorft vry oock gheensins niet beclaghen
Ga naar voetnoot313
Vwen maechdom tot daer toe wel bewaert,
315[regelnummer]
‘Want die boomen die goede vruchten draghen
Ga naar voetnoot315
‘Veel beter syn en weerdigher vermaert
Ga naar voetnoot316
‘Dan die ghené die niet dan slechte bloemen
Ga naar voetnoot317
‘Oft bladeren en connen brenghen voort,
‘Al willen sy haer daer af seer beroemen,
Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
‘Der vruchtbaerheyt al meer lofs toe behoort.
Ga naar voetnoot320
‘Desghelycx oock de roosen soet van geure,
‘Sy vallen af sonder eenich profyt,
‘T en sy dat die yemant tot synen ceure
Ga naar voetnoot323
‘Plucke en ghebruyck heuren reuck met iolyt.
Ga naar voetnoot321-324
Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Dus dan om v wel lofweerdich te maken
Maect dat van v comen vruchten playsant,
Ga naar voetnoot326
En hoe moecht ghy tot goy vruchten gheraken
Ga naar voetnoot327
Dan door desen elen man triumphant.
Ga naar voetnoot328
Hierommé ghy Mercurialiste gheesten,
Ga naar margenoot*
Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Laet hooren nv het liefelyck gheluyt
Van ulie spel, om minsten met den meesten
Ga naar voetnoot331
Te maken vroé, soo gaende voor de bruyt.
Ga naar voetnoot332
Als sy nv syn ghecomen inde sale
Die om dansen fraeykens was toeghemaect,
Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Nam Ancelbert wel als de principale
Ga naar voetnoot335
De schoone bruyt die sulcx niet en versaect.
Ga naar voetnoot336
De Bruydegom oock goy parture vonde,
Ga naar voetnoot337
Die hy aengreep met synder rechterhant,
En dansendé dansten sy een goy ronde,
340[regelnummer]
Volghende nae de manier van Brabant:
Ga naar voetnoot340
Sy dansten wel, en op een seker mate
Ga naar voetnoot341
Volchden sy oock der instrumenten clanck:
| |
[pagina 65]
| |
Soo lochtelyck en met blyden ghelate,
Ga naar voetnoot343
Dat sy van elck daer creghen prys en danck.
345[regelnummer]
Elcx ooghé was seer neerstichlyck gheneghen
Ga naar voetnoot345
Om int dansen te sien haer wesen goet,
Soo dat sy daer yeghelycx ionste creghen,
Ga naar voetnoot347
En grooten lof met woorden goet en soet:
Eendrachticheyt, lanckleuen, prys en vrede,
Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Eere, profyt, ghesontheyt, goet en moet,
Ga naar voetnoot350
Wensten sy heur en al de ghene mede
Die comen noch souden van heur eel bloet.
Ga naar voetnoot352
Ga naar margenoot*Te wyle sy
met dansen besich waren,
Ga naar voetnoot353
Was Phebus claer int west' onder ghegaen,
Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
En int oosten quam hem nv openbaren,
Ga naar voetnoot355
Den auont bruyn ende den nacht quam aen,
Ga naar voetnoot356
Alreede (siet) quamen heur oock vertoonen,
Ga naar voetnoot357
Veel sterren schoon hooghé int firmament,
En Phebé quam selue den nacht verschoonen,
Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Met Hesperus blinckendé excellent.
Ga naar voetnoot360
Dus syn nv dan die Heeren en Ioncvrouwen
In de salet' volghende na de bruyt
Ga naar voetnoot362
Ghecomen op dat sy daer tsamen souwen
Maken goy chier, en drincken eenen wt:
Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
De tafelen waren ghedeckt seer reyne,
Ga naar voetnoot365
Daer teghen stont een ryckelyck buffet,
Vol coppen hooch, schalen groot ende cleyne,
Ga naar voetnoot367
Van siluer fyn en som vergult seer net.
Ga naar voetnoot368
Hier werden oock (want twas doen so de wyse)
Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
In schotelen voort ghebracht wyt en breet,
Ga naar voetnoot370
Seer veelderley en wel ghecockte spyse,
Ga naar voetnoot371
Op de tafel soo ghestelt met eendracht:
Ga naar voetnoot372
En na dat heur de Heeren met fonteyne
Wt becxkens schoon vergult hadden verfraeyt,
Ga naar voetnoot373-4
375[regelnummer]
Syn sy ghelyck na heurlie staet ghemeyne
Gheseten, en hebben den lust ghepaeyt.
Ga naar voetnoot375-6
Ga naar voetnoot376
En op dat oock elcx vreucht soudé vermeeren,
Ga naar margenoot*
Speeldemen daer seer Rhetoryckelyck
Ga naar voetnoot378
Een tafelspel voor de vrouwen en Heeren:
Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Bewijsendé daer mé practyckelyck,
Ga naar voetnoot380
Hoe goet dat sijn tusschen man en vrouwe,
Ghestadicheyt, liefde, goet ende eendracht,
Ga naar voetnoot382
En den voorspoet die daer door comen souwe,
Hebben sy daer figuerlyck voorts ghebracht.
Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
T'weede gherechte was alreé op ghenomen,
Ga naar voetnoot385
En het bancket hadde langhe ghestaen,
Ga naar voetnoot386
| |
[pagina 66]
| |
Dus sijn sy om op te nemen ghecomen,
Ga naar voetnoot387
Op dat d'ionck volck dansen sou moghen gaen:
Ga naar voetnoot388
Als die tafels nv al verschouen waren,
390[regelnummer]
Waren terstont die spelieden ghereet,
Ga naar voetnoot390
Ieghelijck gonck syn conste openbaren,
In de ruymé salette lanck en breet.
Ga naar voetnoot392
Den tijt die liep soo lichtelycken deure,
Ga naar voetnoot393
Dat eer sy heur daer voor hadden ghewacht,
Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
De clock alree gheslaghen had' een ure,
Sy dansendé al noch naer middernacht:
Ga naar voetnoot396
Hier ommé heeft Ancelbertus die Heeré
Seer loffelyck en heuselyck gheleyt
De schoone bruyt den bruydegom ter eere,
400[regelnummer]
Te bedde waerts dat voor haer was bereyt.
Ga naar margenoot*Voorts is
van daer tgoet gheselschap ghescheyden,
En yeghelyck is na syn rust ghegaen,
Ga naar voetnoot402
Die ionghe Eelmans beleeft, gonghen gheleyden
Heur meesterssen om heuren danck tontfaen:
Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Des ander daechs hebben sy diesghelycke
Met eerlycke ghenuchte heur verheucht,
Ga naar voetnoot406
Met musick spel, dansen, en Rhetorycke,
Ga naar voetnoot407
Vrolyck gheweest tsamen met goeder deucht.
En voorts leyden dees twee soo goede leuen
Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
In heur houlyck ende eerlycken staet,
Ga naar voetnoot410
Alle tweedracht was verd' van heur verdreuen,
Ga naar voetnoot411
En alderley manier van leuen quaet:
Soo dat hier in alle de goede menschen
Diese kenden seere waren verblyt,
415[regelnummer]
Die heur voerspoet gunden en quamen wenschen,
Alle gheluck, salicheyt en profyt.
|
|