Het bosken en Het theatre
(1979)–Jan van der Noot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
| |
Ga naar margenoot*De poêt, tot den leser. | |
Elegie.Leser, ghelyckmen siet (vliegende al om') de bien
Ga naar voetnoot1
Indé velden ghebloeyt, voorsichtelyck verspien,
Ga naar voetnoot2
Wt wat bloemkens dat sy meugen suygen gereet
Ga naar voetnoot3
Meest heunichs (die van heur elc tonderkennen weet)
Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Alsoo meucht ghy hier oock plucken int ouerlesen
Van dit boeck, dat v best en orborlycxt sal wesen.
Ga naar voetnoot6
Ghelyck een scoon ionck bos besaeyt is en beplant
Met boomen, bloemen, cruyt en gras aen elcken cant
Seer verscheyden van reuck van verwen en van crachte
10[regelnummer]
Soo heb ic ooc dit boeck beplant deur Phebus drachte
Ga naar voetnoot10
Met planten die ghegroeyt syn op verscheyden tyt,
Singhendé altemet van liefde, en dan van stryt,
Altemet oock van God, met schoonder hermonyé
Nae dat ick was ghesint, schouwendé fantasye:
Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Volghendé hier in na de Nature en den aert
Ga naar voetnoot15
Die wel in eenen beemt een cruyt voeyt dat beswaert
Ga naar voetnoot16
By een cruyt dat verblyt: en een cruyt dat vercouwen
Ga naar voetnoot17
Can, by een ander cruyt dat verwermt mans en vrouwen:
Die inden hemel oock een sterre heeft ghestelt,
20[regelnummer]
Die minlyck is en suet, by een ster' die verfelt,
Ga naar voetnoot19-20
Ga naar voetnoot20
Na dat my Iupiter bespraeydé wt syn vaten,
Ga naar voetnoot21
Die my het besté noch sal schenken t'mynder baten.
Ga naar voetnoot22
Maer soó veel isser af, dat alle schaeylyck cruyt,
Ga naar margenoot*
Ga naar voetnoot23
Venynich endé erch hier is ghebannen wt:
Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Soo dat niemant iet quaets hier wt en can gesuygen,
Ten waer dat hy dat self wildé drayen en buyghen
Naer synen valschen aert syndé alsoó ghesint
Als een spinné venyn, die wel venyn ghewint
Ga naar voetnoot28
Wt de Lelien reyn, oft wt de sueté roosé.
30[regelnummer]
Dus ontfanct desen boeck en op alsulcken
poosé,
En tyt ouerleest hem als icken heb ghedicht:
Ga naar voetnoot30-31
Ga naar voetnoot31
Dwelck den tyt is die laes! de menschen ongesticht
Ga naar voetnoot32
Besteden ydelyck met groote brasseryen,
Met droncken drincken ooc, endé met tuysscheryen,
Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Met achterclap en twist, met stryt en vulpsheit quaet
Ga naar voetnoot35
Met ongheschickt rauot te houden vroech en laet,
Ga naar voetnoot36
Altyts met meerder cost, en met minder ghenuchté,
Ommers voor alle mens die alle quaet gheruchté,
Ga naar voetnoot38
Van ongeschicktheyt vliet, en hem verblyt in deucht.
Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Hier in te lesen dan ghy v vermaken meucht,
Tot dat ghy hooger werc van my eens sult ontfangen,
Dwelck ghy haest lesen sult, coem ick tot myn verlanghen.
Ga naar voetnoot42
Vaert wel.
|
|