Woord vooraf
Deze tekst-editie van
Jan van der Noots
Het Bosken en
Het Theatre is voorbereid in opdracht van het
Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, en in overleg met de
Stichting ‘Onze Oude Letteren’ te Amsterdam die zich bereid verklaarde de
uitgave op zich te nemen. Zonder deze achtergrond zou dit werk stellig (nog)
niet tot stand zijn gekomen.
Bij mijn arbeid hebben velen mij op de meest welwillende wijze steun
verleend door het verschaffen van inlichtingen of het geven van een advies.
Vooral aan mijn collega's uit de Utrechtse Faculteit der Letteren en
Wijsbegeerte en die der Godgeleerdheid ben ik in dit opzicht veel dank
verschuldigd. In het bijzonder moge hier de naam worden genoemd van Prof. Dr.
C.B. van Haeringen, die met grote aandacht en zorg de gehele taalkundige
annotatie heeft doorgelezen; dat dit meer dan eens tot groter juistheid heeft
geleid, behoeft daaraan nauwelijks te worden toegevoegd.
Ook van buiten Utrecht mocht ik verschillende malen een medewerking
ondervinden, die mij tot grote dankbaarheid stemt.
Bijzonder belangrijk waren de inlichtingen en gegevens, die ik uit
de Verenigde Staten en Engeland ontving en waarvoor ik dank heb te brengen aan
de heren Louis S. Friedland te New-York, Dr. James G. McManaway te Washington,
F.S. Ferguson te Londen en Leonard Forster te Cambridge, thans te Londen.
De naam van Generaal J. Willems te Brussel, wiens unieke verzameling
rariora verschillende bundels van Van der Noot bevat, moet hier vermeld worden
om de uiterst voorkomende wijze waarop hij mij toegang tot zijn bibliotheek
verschafte.
Aan de directeuren van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage,
de Universiteitsbibliotheek te Gent en de Stedelijke Bibliotheek te Haarlem
breng ik dank voor het tijdelijk afstaan van hun kostbare exemplaren van Het
Bosken en Het Theatre; eveneens aan de conservator voor incunabelen
en rariora ter Koninklijke Bibliotheek te Brussel voor de wijze waarop hij mijn
kort bezoek aan zijn afdeling productief hielp maken.
Een woord van oprechte dank richt ik tot de ambtenaren der Utrechtse
Universiteitsbibliotheek, voor wie geen moeite ooit te veel was om mij met raad
en daad bij te staan.
Last but not least, heb ik de enthousiaste en trouwe hulp te
vermelden van mijn medewerker, de heer W. Vermeer, litt.neerl.docts.
Van het begin af heeft hij mij krachtig terzijde gestaan en heel wat moeilijke
en tijdrovende naspeuringen met succes volbracht. Zonder hem zou deze editie
stellig nog niet voltooid zijn geweest. - Mejuffrouw A. van Eupen,
litt.neerl.docta, heeft in het voorbereidende werk ten aanzien van
Het Theatre haar aandeel gehad, dat ik met ere vermelden wil.
Ik moge dit ‘Woord vooraf’ besluiten met de woorden, waarmee Van der
Noot Het Bosken aan zijn lezers overdraagt:
Hier in te lesen dan ghy v vermaken meucht,
Tot dat ghy hooger werc van my eens sult ontfangen,
Dwelck ghy haest lesen sult, coem ick tot myn verlanghen.
W.A.P. Smit