Sex in Nederland
(1969)–J.D. Noordhoff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Prof. dr. G.A. Kooy
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
al de hiervoor genoemde aantallen ramingen, maar het zijn wel zorgvuldige ramingen. De cijfers maken wel voldoende duidelijk, dat, zo er al aanleiding zou zijn tot verontrusting over de huidige seksuele moraliteit, de prostitutie als massaverschijnsel geen uitvloeisel van de moderne sociaal-culturele ontwikkeling is. Er is trouwens goede grond voor de hypothese, dat de relatieve omvang van de prostitutie in het Westerse heden geringer is dan deze was in het Westers verleden. Schelsky heeft nl. waarschijnlijk gelijk, wanneer hij zegt: ‘Die Prostitution ist nun zweifellos eine solche auf die absolute patriarchalische Monogamie aufgerichtete institutionelle Ventilsitte, welche die durch die rigoröse Sexualmonopolisierung dieser Eheform angehäuften Spannungen neutralisieren soll.’Ga naar voetnoot15 Welnu, het is aan te nemen, dat de Westerse monogamie in de 20e eeuw minder patriarchaal en rigoureus is geworden.
Intussen weten wij, althans wat Nederland aangaat, over de huidige verbreiding van het ‘oudste’ beroep zeer weinig. Wat bekend is over de verbreiding van de prostitutie in hedendaags Nederland zal hierna worden aangegeven. Dat wordt daarom gedaan, omdat veel meer dan waar het gaat om voor- en buitenechtelijke geslachtsgemeenschap bij een min of meer affectief-persoonlijk contact bij het contact met de prostituée de factor ‘geografische afstand’ telt. De zakenman uit het Noorden of het Zuiden, die om zijn werk Amsterdam frequenteert, zal, zo hij behoefte heeft aan seksuele ontlading bij een prostituée, wel een gelegenheid vinden om met een publieke vrouw in contact te treden. De arbeider, boer of ambtenaar in een kleine plattelandsgemeente, ver van de grote stad, zal het daarentegen bij eenzelfde behoefte niet gemakkelijk vallen haar gehonoreerd te krijgen. (Zou hij al een prostituée weten in zijn naaste omgeving, dan durft hij het bezoek waarschijnlijk slecht aan vanwege het risico, te zullen worden herkend.) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Beschikbaarheid van prostituéesIn 1956 verscheen een nog altijd zeer lezenswaardig boek van de hand van Dr. A. Hijmans, getiteld: Vrouw en man in de prostitutie: een sociologisch-psychologische studie' (Den Haag, 1956). Hoewel blijk gevend van een grote literatuurkennis, noemt Hijmans in dit boek geen enkele empirische studie over de prositutie in Nederland. De reden is eenvoudigweg deze, dat vóór het midden der jaren vijftig in Nederland nog nimmer een sociologisch of sociaal-psychologisch onderzoek naar de prostitutie was uitgevoerd. Bij mijn weten is het eerste Nederlandse ‘veldonderzoek’ naar de prostitutie uitgevoerd door de Rotterdamse huisarts dr. F.J.H. Wong Lun Hing. In zijn boek Prostitutie (1961) brengt Wong verslag uit van zijn bevindingen, opgedaan met het onderzoeken van ongeveer 400 van zijn patiënten: 220 zgn. normale vrouwen, 78 prostituées, 80 zgn. normale mannen en 20 souteneurs. In dit kader is het interessant, dat het eerste ‘veldonderzoek’ naar de prostitutie te onzent nagenoeg niet rept van aantallen vrouwen, die zich zouden prostitueren. Alleen deze vermelding wordt gegeven: ‘Volgens opgave van de Rotterdamse politie kan worden aangenomen, dat de prostitutie te Rotterdam (met als maatstaf het aantal prostituées) vrijwel stationair blijft. Het aantal prostituées bedraagt naar schatting van de politie slechts tussen 300 en 400 personen. Hierin zijn niet meegerekend de zgn. “uitgaande of mondaine vrouwen”.’Ga naar voetnoot16 Als de Rotterdamse politie met haar schatting de plank niet ver mis heeft geslagen, dan was Nederlands grootste havenstad aan het begin der jaren zestig gekenmerkt door een weinig omvangrijk prostitutioneel aanbod. (De lezer vergelijke de aantallen prostituées, die in de vorige paragraaf zijn genoemd).
Ernstige schattingen van het aantal prosituées in andere Nederlandse centra zijn van recenter datum. Over Den Haag bericht de eind 1965 ingestelde Werkgroep Prostitutie het volgende: ‘Er is een ruwe schatting van het aantal full-time prostituées in Den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Haag, n.l. ± 1000, te weten 600 raam- en straatprostituées, 300 bar- en caféprostituées en 100 prostituées in het massageberoep. Daarnaast bestaat er een veel grotere groep zgn. part-time prostituées, die meestal werk- en woongebied gescheiden houden. Voorts zijn er call girls en gelegenheidsprostituées’.Ga naar voetnoot17 Eenzelfde werkgroep voor Amsterdam zegt met betrekking tot Nederlands hoofdstad, dat er, volgens politiële schattingen, ca. 2500 beroepsprostituées zouden zijn (1968). Daarvan zouden er - nog steeds volgens de politie - ongeveer 900 huiszittenden zijn en 300 tippelaarsters. Tegenover de 900 huiszittenden, die de politie noemt, noemen de Amsterdamse maatschappelijk werk-instellingen echter 2000 huiszittende prostituées. De Amsterdamse Werkgroep Prostitutie geeft er blijk van, de laatste schatting aannemelijker te achten dan de eerste. Over Arnhem zegt een derde werkgroep: ‘Begin 1966 - het moment van de verkenning - waren aan de politie ± 100 vrouwen, die zich prostitueren, bekend. Wat de aard van de prostitutie betreft blijkt, dat de verschillende vormen - raam-, straat-, lift-, café- en hotelprostitutie - nagenoeg steeds in combinatie voorkomen. Hoewel de omgeving met verschillende toegangswegen Arnhem zeer aantrekkelijk heeft gemaakt voor lift- en bermprostitutie, vormen lift/ bermprostituées geen duidelijk te onderscheiden groep. Deze vrouwen houden zich overdag op de buitenwegen op en trekken tegen de avond vaak naar de stad om hun klanten op straat of in de cafés te zoeken. De combinatie straat/liftprostitutie komt het meest voor. Raam- en hotelprostitutie spelen geen grote rol.’ In dit verband zij nog vermeld, dat voor Rotterdam in 1968 opnieuw een schatting werd gemaakt door de politie, welke hoger uitviel dan de door Wong vermelde. Genoemd worden 500 beroeps- en 400 gelegenheidsprostituées.
Het is aannemelijk, dat via de politie voor alle Nederlandse gemeenten informatie te verkrijgen zou zijn over de omvang van de prostitutie. Het onderzoek zou vrij tijdrovend zijn, maar dat is met veel sociaal onderzoek het geval. Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de resultaten ervan aangaat, deze zouden zeker groot voorbehoud vergen. Waarschijnlijk een zo groot voorbehoud, dat het twijfelachtig is, dat het project verantwoord zou zijn. Hoe het zij, voorlopig tasten wij inzake de omvang van het prostitutie-aanbod in Nederland in feite nagenoeg in het duister. Die schaarse gegevens, die hierboven konden worden vermeld, zijn op zichzelve interessant, maar er is noch voor Rotterdam, noch voor Den Haag, Amsterdam of Arnhem een antwoord mee verkregen aangaande de werkelijke omvang van de daar voorkomende prostitutie. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De gang naar de prostitutieBij de beschouwing van de door het onderzoek verkregen gegevens over het bezoek aan prostituées wordt het oog getroffen door een aanzienlijk verdelingsverschil tussen de gedragingen van gehuwde mannen en die van niet gehuwde mannen. De lezer neme nota van het volgende:
Er is reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verkregen antwoorden. In waarschijnlijk even sterke mate als bij het vermelden van buitenechtelijk geslachtsverkeer (‘op niet-contractuele basis’) het geval was deed zich bij het vermelden van prostitutionele contacten de angst gelden, te worden betrapt. Aannemelijk is, dat het aantal bezoekers van prostituées hoger is geweest dan uit de opgaven blijkt. Hoeveel hoger blijft echter geheel open. Intussen is het verschil in non-respons tussen de gehuwde en de ongehuwde mannen bijzonder groot. Waarom bleven verhoudingsgewijs ruim viermaal meer ongehuwden dan gehuwden enig antwoord op de vraag schuldig? Betekent het, dat in feite de ongehuwde mannen veelvuldiger cliënt van de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
prostituée waren geweest dan de gehuwde? De gegevens op zichzelve rechtvaardigen niet, deze vraag bevestigend te beantwoorden. Het zou mij evenwel niet verbazen, wanneer de ongehuwden inderdaad significant meer soelaas zouden hebben gezocht bij de publieke vrouw. Ook jonge mannen bezoeken prostituées, hetgeen inhoudt, dat er door de gehuwde mannen contacten met prostituées zullen zijn opgeheven, die vóór hun huwelijk plaatsvonden. Onder de oudere mannen, die publieke vrouwen bezoeken, ontbreken de gehuwden niet. Voorlopig lijkt echter de hypothese, dat ongehuwde oudere mannen bij uitstek de klanten van de publieke vrouw zouden zijn, niet al te dwaas. Daarom niet, omdat in de eerste plaats deze mannen een minder ‘gecontroleerd’ leven lijken te leiden en in de tweede plaats onder deze categorie van mannen het aantal, dat niet tot affectieve seksuele bindingen bekwaam is, verhoudingsgewijs groot moet zijn. Nogmaals: de weergegeven cijfers tonen niets aan. Wel daarentegen wekken of versterken zij bij ons bepaalde verwachtingen omtrent de werkelijkheid. (Misschien zullen latere onderzoekers die verwachtingen interessant genoeg vinden om hen te toetsen.)
Al moeten voortdurend vraagtekens worden gezet achter de verstrekte opgaven, zij worden hier toch in extenso doorgegeven. Een volgend punt is dan het verband tussen prostitutioneel gedrag en leeftijd van de ondervraagde gehuwde mannen. Deze cijfers werden verkregen:
Interessant is, dat, naarmate de leeftijd hoger is, het percen- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tage non-respons eveneens hoger is. Hoe dit moet worden geïnterpreteerd, is niet duidelijk, maar het verband lijkt significant. Wat de responsverdelingen betreft, deze maken een hoogst onbetrouwbare indruk. Het is onwaarschijnlijk nl., dat de mannen, jonger dan 25 jaar, zo veevluldiger prostituées zouden hebben bezocht dan die in de oudere leeftijdsgroepen. Immers, naarmate men ouder is, is de kans, dat men ook prostitutioneel contact heeft gehad, groter. Tegen deze opmerking zou kunnen worden ingebracht, dat wellicht de prostitutée meer ‘en vogue’ is geraakt. Deze idee is echter volkomen in strijd met zowel het historisch-sociologisch inzicht (vgl. Schelsky) als de resultaten van ander empirisch onderzoek. Als de cijferverdelingen enigermate zouden stroken met de realiteit, dan is de voornaamste oorzaak daarvan waarschijnlijk, dat onder de jonge gehuwden (de respondenten, jonger dan 25 jaar) de seksuele ‘libertijnen’ sterk oververtegenwoordigd waren. (Het is niet onmogelijk dat onder de vroeg trouwende mannen - en 21-24-jarigen waren voor Nederland vroeg getrouwd - degenen met een verhoudingsgewijs sterk gevarieerde seksuele ervaring groot in aantal zijn. In ieder geval is onder deze categorie het aantal gedwongen gehuwden groot). Twijfels en onderling sterk uiteenlopende verklaringshypothesen - het is al, waar de cijfers de schrijver aanleiding toe geven.
Welstandsklasse en prostitutioneel gedrag leverden met elkander in verband gebracht voor de gehuwde mannen volgende verdeling op:
De mannen uit de hoogste welstandsgroep zouden het meest publieke vrouwen hebben bezocht? Het valt niet moeilijk om enige plausibele stellingen aan te voeren, waaruit af moet worden geleid, dat het inderdaad het geval is geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Eén dier stellingen is, dat prostitutie in laatste instantie moet worden begrepen uit ‘Überschichtung’ of maatschappelijke overheersing. Het is een stelling, waartoe niet alleen marxistische denkers neigen. Het gaat echter, gezien de ‘scoreverdeling’, wat ver, het prostitutioneel genot te duiden als vooral een ‘prerogatief’ van de meest welvarenden (en daarmee meest machtigen). Weliswaar is het percentage contacten met prostituées in de AB-groep hoger dan in één der overige groepen, maar anderzijds is de non-respons in deze groep niet onbelangrijk lager dan in de D2-groep. Het onderzoek heeft t.a.v. de invloed van de leeftijd op het prostitutioneel gedrag weinig of niets verduidelijkt. Hetzelfde geldt voor de invloed van de welstand op dat gedrag.
Kerkelijkheid en bezoek aan prostituées laten, met elkander in verband gebracht, voor de gehuwde mannen de direct volgende cijferverdeling zien:
Het blijkt niet zo te zijn, dat de buitenkerkelijken het minst ‘zwijgzaam’ bleven inzake het prostitutioneel gedrag. Dat bleven de anderskerkelijken, overigens qua ‘zwijgzaamheid’ de gereformeerden niet veel ontlopend. Zouden de verkregen opgaven een redelijke mate van betrouwbaarheid hebben, dan zouden verhoudingsgewijs de meeste bezoekers van prostituées zijn voorgekomen onder de buitenkerkelijken en de minste onder de anderskerkelijken. Zoals gezegd, de opgaven zullen niet betrouwbaar zijn. Daarmee is dan echter niet aangetoond, dat de buitenkerke- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lijken niet de meeste bezoekers van prostituées telden. Het is zeer wel mogelijk, dat buitenkerkelijkheid meer dan kerkelijkheid tot de gang naar de prostituée disponeerde. De schrijver zou het evenwel verbazen, wanneer zou kunnen worden aangetoond, dat het het geval was geweest. Als ‘Ventilsitte’ van een monogaam systeem is nl. het bezoeken van prostituées iets, waartoe de kerkelijk gebondene en speciaal de orthodox-kerkelijk gebondene, eerder moet komen dan degeen, die geheel los van de kerk staat.
Tenslotte was voor de gehuwde mannen het beeld van met elkander in relatie gebrachte urbanisatie en prostitutioneel contact dit:
Bij de cijfers valt allereerst op te merken, dat de non-respons vrijwel gelijk verdeeld lag over de drie urbanisatieklassen. Wanneer nu zou mogen worden aangenomen, dat de waarheidstrouw binnen ieder dier klassen even groot was als in de beide andere, dan gold, dat, naarmate het urbanisatieniveau van de woonplaats hoger was, het contact met prostituées frequenter was. Het zou niet bevreemden, wanneer inderdaad relatief meer stedelingen dan plattelanders en meer grootstedelingen dan stedelingen publieke vrouwen zouden hebben bezocht. Waarom dit niet zou bevreemden, is in de vorige paragraaf kort aangeduid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
SlotopmerkingenDe lezer, die de uiteenzetting tot hier gevolgd heeft, zal hogelijk onbevredigd zijn door de inhoud van dit hoofdstuk. Ik kan hem verzekeren, er zelf niet minder onbevre- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
digd door te zijn. Nog steeds weten wij omtrent de prostitutie in Nederland vrijwel niets. Overigens is het misschien nuttig, dat dit met het voorgaande is aangetoond. Was er van het hoofdstuk niet meer te maken geweest? Deze vraag kan slechts volmondig bevestigend beantwoord worden. Daarmee zou de beschouwing over seksualiteit tegen betaling evenwel belangrijk buiten het bestek gegaan zijn, dat voor dit boek werd uitgezet, nl. weergave van eerste resultaten van het zgn. project over sex in Nederland, benevens wetenschappelijke interpretatie van die resultaten. Over prostitutie zijn heel wat boeken verschenen, die belangwekkende gezichtspunten en hypothesen behelzen, maar deze hypothesen en gezichtspunten zijn zelden getoetst. Het zou mij niet moeilijk gevallen zijn, gebruik makend van de bestaande literatuur en eigen sociologische fantasie, een pakkend hoofdstuk te schrijven. Er nog vanaf gezien, dat ik daarmee buiten het bestek, dat voor het boek werd uitgezet, zou zijn gegaan, de werkelijke kennis van de prostitutie bij de lezer zou er niet door zijn verrijkt. |
|