Aan den welëdelen gestrengen heere Willem Silvester, colonel en kapitein ter zee, ten dienste dezer landen, enz.
welëdel gestrenge heer!
De achting, de vrindschap en de erkentenis voor veel betoonde goedheid, toen ik my in den dienst des lands bevond, zouden my genoeg wettigen den grooten vlootvoogd de ruiter aan UWEDG. toe te wyden, met hoe veel meer recht mag ik my die vryheid aanmatigen, wanneer ik bedenk dat UWEDG. de eerste zyt geweest die my op den inval bragt dien doorluchtigen man, het voorwerp onzer beider hoogächting en verwondering, ten tooneele te voeren! Men voege hier by UWEDG. sterken lust in het beöefenen en begunstigen der fraaije letteren. Ik denk dat men, dit alles in overweging nemende, deze toewyding niet ten éénenmale ontbloot van redelyke gronden zal kunnen noemen. Aanvaard dan den held zo gunstig als een oprecht vrind, die hem tot UWEDG. leid, naar UWEDG. oordeel, verdient: ik zal my alsdan voor eerst voor mynen arbeid rykelyk beloond achten. Ik teeken my, met alle achting,
UWEDG estrengens,
Zeer ootmoedige dienaar,
NZ.
Amsteldam,
den 10den September, 1780.