Ernst en boert(1847)–Joannes Nolet de Brauwere van Steeland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De tijd. Ik zag het sneeuwgebergte, en op zijn voetstuk groeide Het trotsche cederwoud, dat eeuwenheugend bloeide; Een windje woei voorbij - ik zag den Liban weêr, En vond zijn naekten kruin, maer zag geen ceders meer. Ik zag onmeetbre hemelbollen; 'k Zag warelden door 't luchtruim rollen; 'k Zag rijkdom, grootheid, roem en eer; Een windje woei voorbij - dit alles was niet meer. [pagina 72] [p. 72] 'k Zag dalen rijzen, bergen dalen; 'k Zag 't hechtst arduin tot stof vermalen; 'k Zag eindlijk ook den mensch; het strekke hem tot leer: Een windje woei voorbij - en hij ook was niet meer. 1839. Vorige Volgende