Dichtluimen(1842)–Joannes Nolet de Brauwere van Steeland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Op een vriendenrol. Bij u, o mijn Haantje, woont Salomo thuis. Hoe meer ik uw deugden ontleed en bepluis, Hoe meer raek ik vol van die guldene spreuk; In wetenschap deedt gij een duchtige breuk; Het fijne der heelkunde viel u ten buit; In wijsgeerte en letteren munt ge ook al uit; Geliefkoosde zanger van 't zusterental, In dicht en in proza, in 'k weet niet wat al, In grondige kennis, in vlugheid van geest, Zijt ge altijd een haentje van 't baentje geweest. [pagina 128] [p. 128] Maer zijn al de gaven des geestes uw zaek, De gaven des harten zijn niet minder raek: In vriendschap? daer zijt gij bij uitstek de man; In liefde? daer weet uw beminde wat van; Bij vrienden aen tafel, of waer het ook zij, 'k Vind nergens een gulleren broeder dan gij; Bewaer dan en oefen, o Haantje, om het meest, Die heerlijke gaven van hart en van geest, En naer mijn vooruitzigt, zoo heeft het den schijn, Dat ge altijd een haentje de voorste zult zijn! Vorige Volgende