Op! o Dochter der Nassouwen!
Oude telg van Gelderland!
Biedt met waardig zelfvertrouwen
Op de brug die Gij mocht bouwen,
Aan geheel ons Vaderland!
Op 7 augustus 1867 werd met groot feestvertoon de stalen brug over de Maas bij Roermond in gebruik genomen. Zij was de eerste vaste oeververbinding over de Maas die in Midden-Limburg ooit tot stand was gekomen. Wel kende Roermond reeds sedert de middeleeuwen vaste bruggen over de Roer, waarop ook in het feestgedicht van Smiets gezinspeeld wordt. De verbinding met de Hornse oever van de Maas werd tot dan echter slechts gevormd door een gierpont, dat we op afbeeldingen uit de negentiende eeuw nog kunnen zien. Het plan voor de vaste brug werd ontwikkeld door burgemeester Louis Beerenbroek, van 1857 tot 1875 burgemeester van Roermond, die zich onderscheidde door een vooruitstrevend en ondernemend beleid. De bouw, die zeven jaren in beslag nam, werd geheel uit gemeentelijke middelen bekostigd.
De ingebruikname van de brug in 1867 had naast zijn zakelijke betekenis voor verkeer, handel en nijverheid, ook een symbolische betekenis, die in de laatste verzen van het feestgedicht naar voren komt. Sedert 11 mei 1867 was het hertogdom Limburg namelijk losgemaakt uit de Duitse Bond en volledig erkend als onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Al kreeg het pas in 1906 de titel provincie (tot dan heette het nog hertogdom), wel had het sedert 1867 de status van een Nederlandse provincie. Ten volle kon dan ook de stad Roermond dankzij de vaste brug haar rijke zusterhand reiken ‘aan geheel ons Vaderland!’
Het feestgedicht is overgenomen uit de Dichtwerken van wijlen Dr. Michael Smiets, verzameld en met een Levensschets van den Dichter uitgegeven door A.H.M. Ruyten, Roermond 1887, 270-272.