De monumenten in de gemeente Maastricht. Deel 2
(1974)–E.O.M. van Nispen tot Sevenaer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 756]
| |
Sint Pieter.Sedert 1 Januari 1920 maakt de voormalige gemeente Sint Pieter deel uit van de gemeente Maastricht. In de Middeleeuwen vormde zij de Vrijheit St. Pieter; een zegelstempel van 1426 spreekt, van de Baronatvs Sti Petri. De geschiedenis der Vrijheid is op te voeren tot den tijd van den H. Lambertus, die er een villa met immuniteit bezat. De H. Hubertus verplaatste, na de vermoording van zijn voorganger, den bisschoppelijken zetel naar Luik. Met Lambertus' bezittingen kwam St. Pieter aan het bisdom en zoo bleven de bisschoppen van Luik tot de Fransche revolutie heeren van St. Pieter. Het grondgebied van de Vrijheid strekte zich noordwaarts uit tot in de stad Maastricht. Hiervoren (blz. 82) hebben wij reeds gezien, dat de Nieuwstad een gedeelte van St. Pieter was, dat binnen de stadsmuren werd getrokken; hierbinnen behielden de bisschoppen echter rechten; de installatie van schepenen van St. Pieter had binnen de Nieuwstad plaats. Voorts kwam het gebied van St. Pieter ter sprake bij de behandeling van het St. Andries klooster (blz. 147-149), dat vóór de verplaatsing naar het noordelijk gedeelte der stad, ten Zuiden van de stad gelegen was, terwijl het eerste klooster met den naam Nieuwenhof (blz. 278-286) een ander meer oostelijk en mede in de Vrijheid van St. Pieter gelegen, verving. Verder moeten hier nog gelegen hebben het dinghuis, het bisschoppelijk munthuis en een vleeschhal. Van vroegere versterkingen is weinig meer over.Ga naar voetnoot1) Door de talrijke belegeringen heeft St. Pieter veel te lijden gehad. Zoo werd op 11 en 12 Mei 1672 't halve dorp afgebroken, omdat de huizen het schootsveld belemmerden (van der Leur, Het beleg van Maastricht in 1673, Public. XLV (1909) blz. 178). De kerk en pastorie - ongeveer ter plaatse van de St. Lambertus kapel - werden in brand gestoken; de toren, die nieuw, en sterk was, liet men met kruit springen. ‘La Motterie’, het lusthuis van den laatsten Spaanschen gouverneur van Maastricht, werd mede vernield (als voren blz. 179). Dit kasteel en het ‘Spreeuwarts torentje’ komen herhaaldelijk voor op afbeeldingen van 1670-1672; het laatste zal een zelfde lot hebben ondergaan. Een halve eeuw eerder was de toenmalige kerk door Staatsche troepen verwoest. Deze verwoestingen hebben zich niet uitgestrekt tot de in den grond bewaarde frankische lijkkisten, tot welker ontdekking een vondst in 1575 aanleiding gaf. In dit jaar werd een graf in de kerk gedolven voor Herman van Eijnatten, heer van den Lichtenberg; men vond toen een looden plaat met opschrift: hc iacet sepultus sanctus dei martyr lambertus. Na de verwoesting van 1624 zette Pastoor Happart de onderzoekingen voort en vond toen op een diepte van negen voet twee sarcophagen; de eene, half onder het St. Lambert-Altaar, was zeven voet lang, twee en een halve voet breed en twee voet diep. De andere was gebroken en verpulverd van ouderdom. De kerk werd gerestaureerd, maar in 1748, bij de nadering der Franschen, geslecht; het volgend jaar werd een kapel ter eere van St. Lambertus opgericht en deze kapel een eeuw later door de huidige vervangen (zie St. Lambertus kapel, blz. 766). Nadere bijzonderheden over de zerken bij J.L. Mulleners, La vie de St. Lambert, Public. XLV, 1909, blz. 491 en 492; en hierna blz. 766. | |
[pagina 757]
| |
De talrijke belegeringen van Maastricht hebben ten gevolge gehad, dat er van vroegere verdedigingswerken weinig is overgebleven en dat er slechts enkele huizen van ouden datum over zijn, die bovendien laag gehouden werden. Van de versterkingen dienen genoemd te worden: de overblijfselen eener sterkte op den westelijken rand van den St. Pietersberg, bekend onder den naam van ‘de Tombe’ (zie hieronder). Alleen aan de terreingesteldheid is zij te onderscheiden. De bouwvallen van het kasteel de Lichtenberg (zie hierna blz. 759) op den Oostrand en het in 1701 door de Staten opgerichte Fort St. Pieter (zie hieronder) op den Noordrand van den St. Pietersberg. In het museum in de Poort van Hal te Brussel wordt een zegelstempel van St. PieterGa naar margenoot+ bewaard, volgens Eversen en Mulleners (Public. XXXV, 1899, blz. 11 en 409) het oudst bekende zegelstempel eener gemeente in Nederland. Raymond Serrure (Bulletin mensues de Numismatique et d'Archéologie, T.I. 1881-1882 p. 6) zegt er van: ‘parmi les matricel remarquables, citons le sceau en silex-blanc de la jurisdiction de Saint Pierre.... datant peut-être encore de la fin du XIe siècle’. De stempel heeft een ovalen vorm; men ziet er de beeltenis van een heilige op, ‘staande ten vollen lijve van voren, houdende in de rechterhand een staf of speer en in de opgeheven linkerhand een boek; links van den heilige staat naar hem toegewend een mannetje, dat hem een palmtak aanbiedt. De heilige is, naar het ons toeschijnt, in reisgewaad gekleed, de punten van den toga zijn ter weerszijde opgetrokken. Het omschrift luidt: Sigilum Magi(stratus) S(ancti) Petri’. (Eversen en Mulleners blz. 409.) Eversen merkt op, dat de afgebeelde eerder St. I ambertus voorstelt dan den H. Petrus, zooals R. Chalon in een afzonderlijke studie in de ‘Revue de la Numismatique belge’ T. III 4e serie, veronderstelt. Voor de beschrijving en de beteekenis van den St. Pietersberg uit geschiedkundig en geologisch oogpunt, alsmede uit dat van flora en fauna, wordt verwezen naar Ir. D.C. van Schaik's ‘de St. Pietersberg’ (1938).
‘De (OUDE) TOMBE’, de ‘Spaansche heuvel’, de ‘Brommelen trom’ Aan den Westrand van den St. Pietersberg, ter hoogte van Nekum, ligt een kunstmatig opgeworpen heuvel. Volgens Eversen en Mulleners (1899) heeft het gemeentebestuur van Sint Pieter de binnenruimte voor ongeveer vijftien jaren met boomen beplant. Van de geschiedenis dezer vroeg middeleeuwsche sterkte is niets bekend. In 1361 - 15 Juli - is er in een stuk sprake van land ‘prope vetus castrum’; in de XIIIe eeuw was het slot waarschijnlijk al een bouwval. In later eeuwen komt het nog voor als de ‘Ouborch’ en perceelen aan den voet der helling worden in de XVIIe eeuw nog aangeduid als liggende ‘onder den ouden borg’. De Tombe behoort aan de Congregatie der Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis te Maastricht. In 1920 is een opgraving verricht vanwege de gemeentelijke Commissie tot bewaring van geschiedkundige gedenkstukken te Maastricht. (Maasg. 1920, blz. 79-80). | |
Het fort Sint Pieter.Dit Fort werd door den generaal Coehorn (van Broeckhuijsen's Beschrijving van MaastrichtGa naar margenoot+ in Public. 1906 blz. 11) vanwege de Staten in 1701 ‘zonder vorm van proces’ op Luiksch | |
[pagina 758]
| |
grondgebied aangelegd (Maasg. 1884, blz. 993). Aan de protesten van de zijde van den prins-bisschop van Luik werd in 1717 door een verdrag een einde gemaakt; de Staten werden in het bezit der sterkte gehandhaafd. In 1937 is het tot uitspanning ingericht.Het Fort bestaat uit een op den St. Pietersberg opgerichte sterkte van vijfhoekig grondplan, omgeven door een droge gracht met bedekten weg. Er is slechts een ingang, in de keel; de bekleedings- of escarpmuur is evenals de contrescarpmuur van baksteen met toepassing van hoekblokken van mergel. De bekleedingsmuren Afb. 720. Fort Sint Pieter.
zijn voorzien van dubbele rijen van schietgaten, die zoodanig zijn gemetseld, dat zij den staanden schutter in staat stellen in drie richtingen vuur te brengen op den bedekten weg en den geknielden schutter evenzoo in de droge gracht door de onderste rij. Afb. 720. Vóór den ingang had het fort een ravelijn en een vooruitgeschoven bedekten weg.Ga naar margenoot+ Flauw hellende, overwelfde gangen verbinden de kanonkelders en casematten, welke op verschillende hoogten liggen. Bovendien verbindt een breede trap, welke om een waterput (als spil) gelegd is, de bovenste casematten met de gangen (mergelgroeven) in het hart van den berg. | |
[pagina 759]
| |
De Lichtenberg.Op den Oostrand van den St. Pietersberg liggen de bouwvallen van het voormalige slot Lichtenberg. Tengevolge van de afgravingen der aan zijn voet gebouwde cementfabriek, de E.N.C.I., rijzen de ruïnes thans op uit een steil en rechthoekig bergblok; oorspronkelijk strekte de helling - voor de afgravingAfb. 721. Lichtenberg. Toren.
door het kanaal van Maastricht naar Luik - zich uit tot aan de Maas. Volgens een oude overleveringGa naar margenoot+ zouden de Romeinen van dit hoog gelegen punt gebruik gemaakt hebben voor het geven van lichtsignalen (zulks wordt ook beweerd van het kasteel Mheer). Het lichtbaken op den St. Pietersberg zou den naam Mons lucis, Lichtenberg in het leven geroepen hebben. Uit de genealogische studie van L. baron de Crassier (Succession généalogique des seigneurs de Lichtenberg. Public. XXXII (1895) weten wij, dat een Syba van Tricht gehuwd was met N. van Lichtenberg, heer van Lichtenberg; zij sticht het Sint Barthelomeus altaar in de O.L. Vrouwekerk en verdeelt, als weduwe, den 20en April 1267 goederen onder haar drie kinderen. Dit inheemsch geslacht van Lichtenberg bezit het kasteel tot op het eind der XIVe eeuw; het geslacht is dan vermoedelijk uitgestorven en wordt op den Lichtenberg opgevolgd (door koop?) door Jan Happart, uit een geslacht, dat te Wijk gegoed was. Door de oorlogen verarmd, verkoopt hij den Lichtenberg aan Rogier Bock, die in 1410 als heer van Lichtenberg vermeld wordt. Zijn kleindochter huwt in 1439 Jan van Eijnatten, heer van Neuborg (bij Gulpen). Hij stichtte in 1455 nabij het kasteel een hermitage, sedert 1489 tot klooster ver- | |
[pagina 760]
| |
heven. Ten gevolge van het huwelijk van Maria Florentina van Eijnatten den 15en Januari 1659 met Wolfgang baron van Schaesberg kwam het goed aan dit geslacht, dat er heer van bleef tot in het laatst der XVIIIe eeuw. Door verkoop kwam de Lichtenberg aan verschillende eigenaars (o.a. de families Coenegracht en Straetmans) om tenslotte in 1921 over te gaan aan de ‘Société Anonyme Fabrique Portland et Briquetterie de Raevels’ (Maasg. 1921, blz. 95). Tenslotte zij vermeld, dat de Hertog van Alva in 1568 zijn hoofdkwartier op den Lichtenberg koos, terwijl de kolonel Pinsen van der Aa zulks deed in Juni 1632 tijdens het beleg van Maastricht door Prins Frederik Hendrik. In 1740 Afb. 722. Lichtenberg. Hoeve. was de Lichtenberg nog in welstand; zeven jaren later in ruïne (de Crassier, blz. 241). Afb. 722. Lichtenberg. Hoeve.
Ga naar margenoot+ Talrijke afbeeldingen uit het midden-XV IIen later komen voor in den Topografischen Atlas van het Oudheidkundig Genootschap; gravures o.a. in de 1000 gezichten.
Ga naar margenoot+ De bouwvallen van den Lichtenberg bestaan uit de vier wanden van een toren van ± 8.80 bij 10.70 M. Westwaarts er van is een lagere bouwval in mergel. De vierkante toren vertoont in het onderste gedeelte eenige evenwijdige lagen van vuursteen en keien, hoogerop kolenzandsteen en mergel. Zoowel buiten als binnen zijn brandsporen waarneembaar. In het midden van den Oostgevel biedt een afbrokkeling van bijna 2 M. breedte inzicht in de samenstelling van den wand; in de beneden helft heeft men buitenwanden van kolenzandsteen, waartusschen een vulling van kleine blokken in specie. Aan den Noordwand is de onderbouw van kolenzandsteen ± 1.5 M. lager; men treft er een met een segmentboog gedekte, gedichte opening aan en een met een latei gedekte waarboven een ontlastingsboog van twee tegen elkaar geplaatste blokken; misschien is er een traptorentje uitgebouwd geweest. Inwendig is de aanzet van een tongewelf in het gelijkvloers en de plaats der balklagen te herkennen; voorts een schouw, eenige kraagsteenen, een geprofileerde nis. Eenige vensters zijn gedicht, andere zijn tot groote scheuren geworden en laten van hun vroegere aanwezigheid alleen sporen achter in brokstukken van geprofileerde dagkanten. De hoekblokken langs het Zuidfront lijken ten deele vernieuwd. Afb. 721.
De hoeve van den Lichtenberg, om een grooten rechthoekigen hof opgetrokken, | |
[pagina 761]
| |
is toegankelijk door een XIXa vernieuwden
Afb. 723. Hoofdaltaar in de St. Petruskerk.
ingangstoren met leien bekroning en met het jaartal 1816 op den sluitsteen van den ingang. Noordwaarts van den ingang ligt het woonhuis, ten deele nog XVII. Afb. 722. en afb. 731 op blz 769. Oost- en Zuidvleugel zijn vernieuwd in 1870.
De moderne aan den H. PETRUS gewijde KERK, gebouwd door Ir S. Peutz ter vervanging van een gebouw uit 1874, bezit eenig oud meubilair: Een marmeren hoofdaltaar met tabernakel van hetzelfde materiaal, XVIII. Het is in 1875 gekocht uit de St. Servaaskerk. Afb. 723. Houten, geschilderd zijaltaar. Het werd na den dood (1681) vanAfb. 724. Zijaltaar in de St. Petruskerk.
Isabella Godefrida van Hoensbroek op Slavante ter eere van den H. Antonius gesticht door haar broer Ulricus Antonius. Het St. Antoniusbeeld is verdwenen; omstreeks 1820 werd het vervangen door dat van den H. Petrus (zie blz. 764), bij welke gelegenheid twee sleutels in de cartouche boven de middennis werden aangebracht. Afb. 724. Rood marmeren doopvont, midden XVII; de vaasvormige kuip rust op een vierkant pijlertje, dat aan voor- en achterzijde versierd is met een rozet, op de zijkanten met een opschrift; aan de eene zijde: r.d. / henricus de / grati ins'g /nis eliae / b.m.v. can̄cus / & s.s.c.c. recep / tor donv̄ hoc / a confratrib / pro coitate obtinvit 24 / | |
[pagina 762]
| |
may 1660. Op de andere zijde: ex / liberalitate / nō ex obliga / tione R.R.D.d. / insignis Elesiae / B.M.V. oppidi trajectsis.
Het eenvoudig koperen deksel dagteekent van 1826. Deze doopvont is van de O.L. Vrouwekerk afkomstig; Henricus de Graty werd in 1642 kanunnik van O.L. Vrouw. Afb. 725 en 726. Kerk van de H. Petrus. Beeld van de H. Cecilla.
Eikenhouten biechtstoel (1807); de lage, gebogen deur, heeft een voorstelling van den rouwmoedigen Petrus, welke volgens de Maasg. 1919, blz. 69, afkomstig is van den in 1800 door Fransche muiters geheel verwoesten preekstoel. Twee eenvoudige houten lezenaars, XVIII. Een eiken toogkast met snijwerk, XVIIB. | |
[pagina 763]
| |
Afb. 727. Kerk van de H. Petrus. Triomphkruis.
| |
[pagina 764]
| |
Een houten beeld van de H. Cecilia (?); de Heilige staat met naar voren gestelden linkervoet; zij houdt in de (vernieuwde) rechterhand een palmtak en met de linker het bovenkleed op, dat door een smallen, in het midden geknoopten gordel om het middel wordt opgehouden. Een krans van bloemen is om haar hoofd gelegd, waarvan de golvende lokken afhangen tot in de lendenen. Hoog 0.85 M. Afb. 725 en 726. Op het voetstuk staat A. 1501; het woord fenux; ‘wellicht de naam van den maker’ (A. Welters Het Gildeboek 1923, blz. 25), is bij de verwijdering van de polychromie verdwenen. Afb. 728. Kerk van de H. Petrus. Engelen
Een H. Petrus met losgeplooiden mantel en los om de schouders geslagen doek, hout; polychromie modern ± 1500. Hoog 1.02 M. Vgl. afb. 724. Een St. Lambertus XVIII. Hoog 1.34 M. Een triomfkruis, in 1827 gekocht van de kerk van St. Matthias, maar oorspronkelijk van het klooster Slavante (Maasg. 1918, blz. 16). Het corpus XVc. d. Hoog 1.55 M. Afb. 727. Twee engelen, van hout, maar van een dikke polychromie voorzien. Hoog 0.72 M. XV. Afb. 728.
Ga naar margenoot+ Voormalig altaarstuk met voorstelling van het rozenwonder van de H. Elisabeth. Op doek. XVIII. Volgens Maasg. 1919, blz. 69 werd het hoofdaltaar in 1810 aangekocht uit den boedel van het Grauwzuster klooster (zie hiervoren blz. 211 e.v.). De Berg Thabor; op den voorgrond de Apostelen, in den linker benedenhoek een priester in rochet, midden XVIII. De vier Evangelisten, gezeten om een vierkante tafel waarop schrijfgereedschap, XVII A. Zes gegoten koperen altaark andelaars op drievoet, XVII B. Veertien koperen armluchters, XVIII B en een koperen Godslamp, XVIIId. | |
[pagina 765]
| |
Vergulde pyxis met tijdvers: paroChIa sanCtI petrI LIberalI Dono DeDIt. Werk van den zilversmid van Sleypen. Eenvoudige, gedreven, kelk, XVIIIa. Vier zilveren broedermeestersplaten, XVII A. Kanonborden met eenvoudig zilveren beslag; XIXa of XVIIId. Tinnen kruisbeeld op voet, hoog 1.03, breed 0.415 M. Lodewijk XV. Vier tinnen kaarsenl uchters, XVIII B. In de pastorie naast de oude tijdelijk buiten gebruik gestelde kerk een als dorpel dienende steen met twee engelenkopjes en tijdspreuk: Laete ConseCraMVs Deo (1755). Volgens de Maasg. 1918,Afb. 729. Kapelletje bij het voorm. klooster Slavante.
blz. 8, bevond zich deze steen vroeger boven den ingang dezer kerk.
Van het voormalig KLOOSTER SLAVANTE, = ter Observanten, is maar weinig meer over. Door Jan van Eijnatten, die in 1439 AlijdeGa naar margenoot+ Bock van Lichtenberg huwde, werd in 1455 een heremitage even noordwaarts van den Lichtenberg gesticht, welke met machtiging van Jan van Horne, bisschop van Luik, in het jaar 1489 tot een klooster der Observanten is uitgegroeid. In 1578 werden de kloosterlingen er uit verdreven en het klooster verviel, totdat het in 1639 bewoonbaar werd gemaakt en betrokken door de Recollecten uit Maastricht (zie hiervoren, blz. 190), toen zij in verband met het ‘verraad’ uit de stad waren verbannen. Tot aan de Fransche revolutie heeft het klooster gebloeid. Tenslotte werden de overblijfselen van Slavante in 1851 door de Maastrichtsche Groote Societeit aangekocht, die er een Casino bouwde, op een vermoedelijk daartoe opgehoogd gedeelte. Verschillende teekeningen in den Topographischen Atlas van het oudheidkundigGa naar margenoot+ genootschap; gravures in de 1000 gezichten.
Van het oude klooster is slechts het zuidelijk gedeelte van den OostvleugelGa naar margenoot+ over; het is een eenvoudig, tot woonhuis ingericht gebouw van baksteen, waarin een oude schouw gedeeltelijk is behouden, op het linker wangstuk is het jaartal 1666 te onderscheiden. Hieraan grenst een brokstuk eener open galerij met drie elliptische bogen. Zuidelijk van dezen vleugel ligt op een hooger nivean een veelhoekig gesloten | |
[pagina 766]
| |
kapelletje in mergel; de voorgevel heeft een rondbogige opening tusschen dubbele pilasters, een zware kroonlijst hierboven, klauwstukken en een driehoekig fronton; een gevelsteen met het jaartal 1681 en een wapen er onder: I en IV een breedarmig kruis; II en III gevierendeeld: I en IV vermoedelijk drie leeuwenkoppen (2 en 1); II en III een golvende dwarsbalk; - drie helmen. Vermoedelijk is de stichter een lid van het geslacht van Bochholtz en lid der Duitsche orde geweest; zijn moeder was een van Groesbeek. Afb. 729. De zijwanden worden elk door twee vensters met flauw gebogen bovendorpel onderbroken. Thans is de ruimte overdekt door een gebogen stucplafond, vroeger echter door een stucplafond met wapens (vgl. Maasg. 1884, blz. 994). | |
Kanaalweg 12. De St. Lambertuskapel.Ga naar margenoot+ Bij den aanleg van het kanaal Maastricht - Luik werd het XVIIIe eeuwsche kapelletje (zie blz. 756) van St. Pieter gesloopt. Men vond toen veertien sarcophagen van hetzelfde type als die, welke in 1624 (zie blz. 756) gevonden waren. Op een dier sarcophagen meende men het woord LANBERTE te kunnen onderscheiden. Van deze lijkkisten werd er een geschonken aan het Rijksmuseum te Leiden, drie werden er verkocht, eenige wist de pastoor te behouden - zij werden in den kelder der nieuwe kapel geplaatst - en eenige andere worden in het oudheidkundig museum bewaard (Mulleners, La vie de St. Lambert, Public. XLV (1909) blz. 492). De huidige kapel werd in 1847 op 13 M. westwaarts van de afgebroken kerk opgetrokken. Ga naar margenoot+ De kapel is opgetrokken in baksteen op een achthoekig grondplan; de frontzijde is ruim 2.71 M. breed. Op den bovendorpel van de deur staat het volgende tijdvers: strUCtUra CanaLIs eVanUI; pIetate DenVo SUrreXi / honorI beatI LaMbertI (1847). De kapel is met leien gedekt. Ga naar margenoot+ De kapel bezit een ten deele vernieuwde retabel, XVIII. Vóór den ingang der kerk het fragment (2.12 × 1.24 M.) van een grooten grafsteen, waarvan de opschriften moeilijk meer te lezen zijn. In het oorspronkelijk midden van den steen is het uitgeloopen wapen van Eijnatten te zien en in de bovenhoeken andermaal en een wapenschild, beladen met een dwarsbalk en drie merletten in het schildhoofd (Bock). Ter weerszijden van het wapen in het midden werd het omschrift onderbroken door de wapenschilden van Hoensbroeck en Buren, thans niet meer te zien. Aangevuld uit de Crassier, (Succession des Seigneurs de Lichtenberg, Public. XXXII (1895), blz. 252), luidde het randschrift in gothische minuskels: hyr lygt begraven / joncker hermā vā eynattē heer tot / / ende vij des xde dach augusty. In de bovenhelft werd in het vlak binnen het randschrift in XVIIe eeuwsche letters toegevoegd: hier ligge begravē den / wol edele geboeren heer / frederick van eynaten / baron van nieuwstadt / heer tot gerdingen starf / ao 1640 - imo octobre / | |
[pagina 767]
| |
ende die edele geboeren vrouwe mevrouwe beatrix / baronesse de merode sijne / huisvrouwe starf ao 1647 / 1 jan. bidt / godt voor / de ziele. Links van den ingang ligt een kleine steen, hoog 0.65, breed 0.51 M., met het volgende opschrift: Anno 696 / hoc in loco in / sepvlchro paterno / corpvs sancti / lamberti episcopi / leodiensis mvltis / in dies corvscans / miracvlis sepvltvm / iacvit vsqve ad / annvm 709. Rechts van den ingang een steen van 0.535 bij 0.545 M., met het volgend opschrift: hic iacet / Rēdus dominus D / Ogerus Pois Levache / pastor huius ecclesiae / obyt decima may 1727 / cuius anima / requiescat in pace. | |
Particuliere gebouwen.1 De Torentjes, geheel in mergel opgetrokken en voor een groot gedeelte vernieuwd huis op rechthoekig grondplan met topgevels (trappen) en een uitgebouwden vierkanten toren met peer. In den muur haaks op den voorgevel bevindt zich een gevelsteen met een wapen: een schild met een vrijkwartier, beladen met tweeAfb. 730. ‘De Torentjes’
gekruiste leliestaven. Hierboven staat in minuskels beauvors; terzijde van het wapen: me ponit amicis artis apolinee / cultor nicolaus beijssel ao. xvc xxvi. Afb. 730 Van elders afkomstigeGa naar margenoot+ stukken zooals een gedeelte van de lage gesneden lambriseering (XVIII) uit de O.L. Vrouwekerk. Het Landhuis Maesenburg, op een rechthoekig grondplan opgetrokken in baksteen (gesaust) met toepassing van Naamsche steen. Geprofileerde deuromlijsting; op de verdieping hierboven een deur met balconhek. Wolfdak met pannen (modern) en eertijds windwijzers met het jaartal 1772. Trap met gesneden balusters,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 768]
| |
twee balkzolderingen met stucpaneelen, een schoorsteen met stucwerk en deuren uit den tijd. Vóór het huis twee met vazen bekroonde pijlers van Naamsche steen. Het bijbehoorend gesmeedijzeren hek aan de straat met het opschrift MAES EN BURG. In 1938 gesloopt. 2 kanaalweg 78. Sluitsteen met het jaartal 1817, en een schouw met gebeeldhouwde wangen, XVII A. 3 kanaalweg 87. Baksteenen huis van een verdieping en met hoekblokken, zware gootlijst, gebeeldhouwden sluitsteen. Gebroken kap met pannen; ankers met 1828. Gesmeed ijzeren tuinhek met 18 wyngaard 29. 4 kanaalweg 90. Verbouwd huis met deuromlijsting in Naamsche steen; deze heeft een driehoekige latei met verweerde lijst - misschien XVIa. De sleutelplaat, welke een ridder voorstelde, is onlangs vervangen. De topgevel, met latere vlechtingen in baksteen, heeft een lijst en een gebeeldhouwd kopje (draagsteen voor een beeld). Verder een onlangs gedicht kruisvenster; eenvoudige ankers met enkelen krul. 5 kanaalweg 94. Geheel gecement huis van mergel, XVIII A. kanaalweg 99. Geprofileerde deuromlijsting, sluitsteen met 1820; achterhuis van mergel met houten kozijnen, XVIII. kanaalweg 106. Sluitsteen met 1817 (uitgebrand) en jaarsteen met ManU DeI ConstrUcta 6 kanaalweg 109. Huis van een verdieping in mergel met bijbouw in baksteen; op den bovendorpel van de deur: in den engel 1766. kanaalweg 116. Op een bovendorpel het jaartal 1801, en in (herbruikte) ankers 1717. kanaalweg 119. Sluitsteen met { I:K Op de verdieping gesauste baksteen. kanaalweg 119. Sluitsteen met { 1819. Op de verdieping gesauste baksteen. 7 kanaalweg 122. Huis van mergel met lateibogen en eenvoudigen sluitsteen. De deuromlijsting met sluitsteen, waarop . Gebroken kap met twee dakkapellen; moderne bedekking met pannen.8 kanaalweg 124-125 (Douanebureau). Eenvoudige baksteengevel met driehoekig, fronton, raamhekjes en balcon, XIXb. 9 kalfstraat 12. Verbouwde gevel, ten deele in vakwerk, XVIII A. bleekerij 14. Gewijzigde gevel met overblijfselen van kruisvensters, met gekrulde ankers en boven den bovendorpel van den ingang: LepUs LUstro DepULsUs aLterUM / eX.CaepIt (XVII - 1836) 10 bleekerij 32. Eveneens gewijzigde gevel (XVIII A) van een verdieping met ronde zoldervensters met vier sluitsteenen elk. bleekerij 38. (1791).
Voorts verschillende, lage huizen, met gebroken kappen dagteekenend van XVIII B - XIXa: kanaalweg 47 (1847); - 58; - 66; - 67; - 70; - 73; - 80; - 89; - 92; - 98 -; 120. papenweg 66 en 68. | |
[pagina 769]
| |
Hoeven.De hoeve van den Lichtenberg, zie blz. 761. Afb. 722 en 731. burgemeester ceulenstraat 24. Eenvoudige hoeve om rechthoekigen hof; ten deele XVIII B en XIX A. | |
Molen.drabbelstraat 11, 12, 13 en 14, thans woningen; overblijfselen van een watermolen, XVII A. Afb. 731. Lichtenberg. Hoeve. (vgl. blz. 761).
|
|