De monumenten in de gemeente Maastricht. Deel 1
(1974)–E.O.M. van Nispen tot Sevenaer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Het grondplan en zijn ontwikkeling.Talrijk zijn de plattegronden, die sedert de XVIIe eeuw van de stad vervaardigd zijn. VeleGa naar margenoot+ gaan terug op een gemeenschappelijk origineel uit XVId, dat voorkomt in dl. III van g. braun's Civitates orbis terrarum in aes incisae... (Keulen 1572-1618), en toegeschreven wordt aan simon de bellomonte (vgl. Public. XVII (1880) blz. 364). Herhalingen worden o.a. aangetroffen in guicciardini's Belgium (1648) en in joan blaeu's Toonneel der steden van de Vereenighde Nederlanden (1649). Deze zijn alle van uit het Zuiden gezien, geven de voornaamste gebouwen en de woonhuizen weer, terwijl de waltorens der beide ommuringen duidelijk te volgen zijn; dit type der plattegronden lag ten grondslag aan het op plaat III, geteekende kaartje. Belangrijk is het door simon de bellomonte in het jaar 1587 geteekend fragment van de binnenstad, waarvan eene reproductie het opstel van Pater albers over de oude Jezuïetenkerk illustreert (Public. LVIII-1922). In de uitgave van 1660 geeft guicciardini een anderen plattegrond, een meer modernen; ook hierin werden de huizen geteekend, maar de geringe afmetingen (11 × 13 c.M.) dezer prent maken de voorstelling onduidelijk; helderder en topographisch juister is de kaart, die voorkomt in de bij merian (Frankfort in 1659) uitgegeven Topographia Germaniae Inferioris; de woonblokken zijn aangegeven door stippellijnen. Beide plattegronden zijn van uit het Oosten gedacht, geven de inmiddels vóór de walmuren aangebrachte aardwerken te zien, en hebben veel verwantschap met den ± 1643 gedateerden plattegrond uit de verzameling bodel nijenhuis (afb. 61). Voor de naaste omgeving van de stad is van belang de in 1633 bij claes janss. visscher te Amsterdam uitgegeven kaart, die geteekend werd door daniel clitzart (cletscher) Ingenieur bij het Regiment van den graaf van Solms. Bij beschrijvingen van het beleg van 1632 door Frederik Hendrik komen met deze verwante kaarten voor o.a. bij blaeu. Voorts zijn nog plattegronden der stad aanwezig ter Universiteits Bibliotheek te Leiden in de verzameling bodel nijenhuis (Portef. 48): meerdere teekeningen, o.a. copie door j. laboreux (1689) eener limietbeschrijving van 1614, de kaart van cletscher (1633), de op bladzijde 84 gereproduceerde, (± 1643), een van 1671 en een van het beleg van 1673 door john scott, voorts kaarten van de belegeringen van 1748, 1755 enz. Nog dienen te worden vermeld de plattegrond van Maastricht in het midden der XIXe eeuw met de politieke indeeling, zooals zij tot 1794 was, bij Ruijs, en de verzameling plattegronden in den topographischen atlas op het Rijksarchief te Maastricht, terwijl voor de militaire teekeningen wordt verwezen naar de opgave op blz. 84. Het stratennet der stad Maastricht duidt op een ontwikkeling van het grondplan, welke mij voorkomt als volgt te zijn geschied: de Romeinsche brug, de heirweg, is het punt van uitgang; op beide oevers der Maas ontstond, zooals wij reeds zagen, eene versterking, die de aangewezen plaats werd voor de nederzetting, opvolgster der oorspronkelijke versterking. Deze nederzetting breidde zich in noordelijke richting uit, evenwijdig aan de rivier, en het is waarschijnlijk, dat Sint Servaas zijn toevlucht zocht binnen dit oord, dat misschien reeds door eenige verdere versterkingen werd beveiligd. De grenzen aan te geven, is mij niet mogelijk; wel zou ik - om de gedachte te bepalen - hierin willen be- | |
[pagina 24]
| |
trekken de evenwijdig aan de Maas gelegen straten met de Wolfstraat als westelijke grens.Ga naar voetnoot1) Verder stel ik mij voor, dat ten Westen van deze bebouwing-langs-de-Maas in Merovingischen tijd aan het Vrijthof een complex van gebouwen verrees, de palts. Het is mogelijk, dat deze palts aan een tak van den Jeker, die dan ongeveer langs de oostzijde van het Vrijthof liep, was opgetrokken. Zoo zou men mogen veronderstellen, dat na de plundering door de Noormannen het herbouwde Maastricht, zich ontwikkeld heeft uit twee centra: het inmiddels uitgebreid Romeinsch castellum, en het nabij de Merovingische palts groeiende oppidum. Het eerste breidde zich nog meer uit naar het Noorden, en de Wolfstraat werd doorgetrokken (de Muntstraat) tot aan de Markt. De Groote Staat was er om de nederzetting aan het Vrijthof te verbinden met die langs de Maas. Toen in 1229 door den Hertog den inwoners toestemming werd verleend zich te versterken, lag het voor de hand, dat beide nederzettingen binnen de ontworpen bemuring werden getrokken, ja, de nederzetting langs de Maas had zich reeds zoover uitgebreid, dat men toen of althans op het eind der XIIIe eeuw besloot de Groote Gracht niet recht naar de Maas door, maar het grootste gedeelte van de tegenwoordige Markt er bij te trekken en den muur aan te leggen langs de kleine Gracht.Ga naar voetnoot2) Zoo beantwoordde deze ommuring aan het toen gevraagde. Binnen deze enceinte zien wij de meeste kerken en kloosters nabij den muur liggen: O.L. Vrouwe kerk, de Minderbroeders, St. Jan en St. Servaas, de Witte Vrouwen, de Dominicanen, om alle kapellen niet eens te noemen. Ten slotte nog eene onderstelling: Het is niet onmogelijk, dat deze uitbreiding in noordelijke richting haar grond vond in de aanwezigheid der hertogelijke brug, die misschien bij het Jodenstraatje in het verlengde van den grooten handelsweg uit Brabant - over Brusselsche straat en Groote Staat - gelegen heeft, maar die zooals elders (blz. 8 en 55, IV) gezegd wordt tot twee maal toe werd afgebroken.
Buiten de sterkte ontwikkelt de stad zich door wijken, die gebouwd worden langs de groote handelswegen: de Maas, de Tongersche-, de Brusselsche- en de Boschstraat; daartusschen liggen de St. Pieter-, de Calvarie-, de Roeff (Capucijnen) straat. Dit wegennet, straalsgewijze van uit de binnenstad getrokken, vormt sectoren, welke langs de straten bebouwd worden en welke in hun midden de hoven en tuinen herbergen van kloosters, welke binnenwaarts van de genoemde straten | |
[pagina 25]
| |
werden aangelegd. Deze bebouwing werd - eerst door een gracht en aarden wallen beschermd - XIV d binnen een muur gebracht.
In het Zuidoosten lag nog een stukje Luiksch gebied, dat, wilde de veste behoorlijk en regelmatig afgesloten zijn, noodzakelijk bij de stad en in de ommuring getrokken moest worden. Dit gelukte eerst XVIa, toen de bastions Haet en Nyd (1516) en de Drie Duiven (Vijf koppen) werden opgetrokken (vgl. blz. 55, III en 82) v.N. |
|