Van de Zeekreeft
DEn Zeekreeft sijn gedaente, en gestalte sal de Plaet genoeghsaem vertoonen, welckers beschouwingh den Leser, als wel bekent, en van meest alle dickmael gesien, voor een genoeghsame beschrijvingh, andersins overtollig, konnen dienen. Sy hebben geen bloedt, dunne schelpen, of schalen; verkruypen, en verbergen sich des Iaers vijf Maenden lang. Desgelijcks oock alle Kreeften. De Kreeften, welcke haer in de Zee, en andere loopende Wateren onthouden, laten alle Iaren haer oude schalen, gelijck de Slangen, en Adderen haer vellen afstroopen, vallen, en als sy in plaetse van dien tegen het Voorjaer met nieuwe schelpen bekleedt, en vernieuwt zijn, begeven sy haer wederom tot het zwemmen. Den gantschen tijdt haerder vernieuwingh leggense verborgen. De Zeekreeften zwemmen als ofse kroopen, buyten perijckel zijnde, steeckense haer hoorns, welcke rondt, en scherp zijn, beneffens haer aen de zijde; maer onraedt verneemende, heffense haer hoorns om hoogh, en zwemmen overzijdts daer heenen. Alsse op malkander vyandigh worden, loopen sy met de hoorn tot malkander in, als of den een den ander wilde doorstooten, het welck seer ghenoeghlijck om sien is.
Dese Visch is alleen van dien aerdt, datse, wanneer men hem in geen siedent heet water leght, weeck blijft, en geen hardigheyt ontfanght.
De Kreeften zijn van onderscheydelijcke soorten, en geslachten; als daer zijn Stuppel- Hommer- of Zee-kreeft, Zeespinnen, Krabben, Zeehanen, en Leeuwenkreeft. De Stuppelkreeften worden by haer staerten van de andere onderscheyden. By het Landt Phenicy vindt men Kreeften die Zeepaerden genoemt worden, welcke soo snel in 't zwemmen, en weghvluchten zijn datse selden, of noyt ghevangen worden. De Kreeften leven langh. Hebben t'samen acht voeten, die kromachtigh staen; het Wijfjens eerste voet is dubbelt, het Mannekens enkelt, yeder heeft oock twee armen, met getande scheeren, waer onder de rechter arm gemeenlijck grooter, als de slincker is. Wat de groote Hommer-kreeften met haer scheeren aengrijpen, dat houdense wel vast. Daer is op een seeckere tijdt binnen Marzilien een Schip, het welck veel Schael-visschen, en Zeekreeften mede bracht, aengekomen; als dit aen den Oever was blijven leggen, isser een Vos des nachts gekomen, die belust was, en sijn tanden gescherpt hadde om Visch te eeten, tot dien eynde in het Schip geloopen, daer hy gevat wierdt tusschen de scharen van een Zeekreeft, welcke hem soo vast gehouden heeft, dat de Visschers 's morgens de Vos greepen, desen Kreeft hierom het leven verschoonde, en wederom in Zee wierpen. Teghen de steecken der Slangen wetense haer bysondere Medicijn.
De Visschers zijn van dat gevoelen, en wordt by haer alle ontwijffelbaer vast gestelt, dat wanneer de Son in Cancer, of teecken des Kreefts is, ende als dan den Kreeft sterft, en op het landt verrot, of vervuylt, daer Schorpioenen uyt soude voortgroeyen; hierom is het, datse seer sorghvuldigh dien op 't landt doodt siende leggen, van 't landt in de Zee, ofte 't water smijten, want die Schorpioenen zijn soo vergiftigh, ende (na haer seggen, en gevoelen) schadelijck, datse Adderen, en Slangen in fenijn, en vergiftigheyt te boven gaen; het sal misschien van sulcken waerheyt, seeckerheyt, en gevolgh zijn, als dat van de Haen, welcke alle seven Iaren een Ey soude leggen, waer uyt een Adder te voorschijn komt. De Zeekreeften, voornamentlijck Hommers, en die aen de Engelsche Kust ghevangen worden, zijn van uytnemende smaeck, en dienen tot leckernyen voor onse hedendaeghsche leckertongen; worden dier gekocht, en betaelt. Op verscheyden manieren toebereydt verstrecken tot heerlijcke Tafel-gerechten in de gastmalen.