Van de Phoenix.
OF daer in rerum natura, dat is in de natuur der dingen, een Phoenix gegeven wordt, dan niet, heeft in alle eeuwen, als oock tegenwoordige, altoos twijffelachtigh geweest: niet te min hebben de beroemste Schrijvers in haer schriften, de voetstappen der beschrijvinge desselfs't zy verdicht, of met waerheyt nagelaten; hierom sullen wy genootsaeckt zijn, om met de streep van stilzwijgentheydt desen Phoenix niet door te halen, maer daer van in't algemeen yets te seggen.
Schoon in Indiën, en Morenlandt ontallijcke veel Geslachten van Vogelen, die menigerleye verwe, en gedaente hebben, zijn; soo soude desen edelen Vogel Phoenix alleen in Arabien gevonden worden, ende uyt 't selve voortkomen, zijnde maer een alleenlijck in de Werelt, wordende selden gesien, is van groote als den Arent, goutgeel om den hals, en anders het gantsche lijf purperverwigh, den staert hemels-blauw, met roode vederen doorsprenckelt; op het hooft een cierelijcken kroon, bestaende uyt een bosch vederen van uytnemende glans, en schoonheyt. De Arabiers houden hem in grooter eeren. Hy soude 660, andere seggen 500, en sommige 1400 en 60 Iaer leven. Cornelius Valerius schrijft, datter in Egypten gesien is, en gevlogen heeft een Phoenix, ten tijde wanneer Quintus Plantius, en Sixtus Poppinius, Burgermeesteren te Romen waren.
Als Claudius Keyser was, in 't Iaer 800. naer de opbouwinge der Stadt Romen, wierdt aldaer een Phoenix gebracht, ende opentlijck op de Feest-dagen vertoont, gelijck de oude Geschiedt-boecken betuygen, en de waerheydt van dien,was by de Romeynen ontwijffelbaer. In het Iaer 52 na Christi geboorte, is desen wonderlijcken Vogel in Egypten gesien, gelijck Hedion getuyght. Als nu de tijdt van sijn doodt genaeckt, soude hy uyt Myrrhe, Cassia, Wieroock, ende welrieckende tacxkens van bomen een nest van een uytmuntende lieffelijcke reuck maecken, en sich om te sterven, daer in nedersetten, 't welck door de hitte der sonne, en 't waeyen, slaen, en flickeren zijner vleugelen ontsteecken wort, sich selven alsoo verbrandende; aen den derden dagh groeyt uyt sijn mergh, gebeente en voort-teelende kracht, welcke hy alvoren in sijn nest ingestort heeft een kleen wormken, en daer van komt den jongen Phoenix voort, dewelcke aen den derden dagh een Lijck-sangh zinght over sijns Vaders gebeente; waer op Job speelt met dese woorden, ick sal op de wijse van den Phoenix mijn dagen vermenighvuldigen, en in mijn nest mijn geest geven.
Den Griexschen Achilles Statius schrijft aldus van desen Vogel, dat hy van groote (doch heerelijcker) als een Pauw is, sijn vederen zijn overschoon gheschildert, als ofse met gout, en purper doorsteecken waren, den heerlijcken glans van sijn kroone, die de natuur op sijn hooft geplaetst heeft, wiens ronte de stralen der sonne uytbeelden, geven schitterluister, en weerglans van sich, waer van daen hy der Sonne-vogel genoemt wordt, het lijf is lasuur- en Hemels-blauw van verwe, zijnde seer aengenaem, ende vermaeckelijck in 't aenschouwen, en alsints sijn stralen van sich spreydende. Daer na vlieght desen nieuwen Vogel met een seecker gewicht van Myrrhe, te vooren beproeft hebbende, of hy die met de gebeente sijns Vaders soo ver soude konnen dragen, en brengen, na Helio polus, of Sonne-stadt, vergeselschapt met een ongelooflijck getal andere Vogels die hem volgen, en rondtomme hem zweeven, en vliegen, als sijn Lijfwachten, ende Trauwanten, alwaer hy met dese Myrrhe 't selve op den Altaer van de Sonne neder leght om aldaer verbrandt te worden. Desen jongen Phoenix wordt als dan beschout van de Priester, en de gewisse tekenen van dien bevindende, sich latende van haer betasten, en het doodtschrift sijns Vaders toonende, voor den rechten Phoenix aengenomen.