Van de Schoenlappers, Puystebijters, en Witjens.
DE Schoenlappers of goude Vlinders worden ons in de Figuur ofte Plaet klaer vertoont.
Daer zijnder die geelachtigh met zwarte plecken aen de vleugels, ende de binnenste met Hemels-blauw gheteeckent en geschildert zijn: soo dat het schijnt ofse met Saphyren bezayt zijn.
Andere zijn dese gelijck, bysonder dat sy hebben uytpuylende sprieten, en zwarte oogen, met eenige witte onder het geel gemenghde verwe, waer onder eenige vlammen als drooge wijnrancken loopen.
Uyt alle dese menigerley soorten, van welcke elck in 't bysonder op 't heerelijckste geteeckent, en met soo uytsteeckende verwe overtrocken, en bysondere cierlijcke ghedaente en coleuren blinckende is, dat noyt Koningh of Koninginne in alle haer heerlijcke Majesteyt, haer selven soo hebben konnen op-proncken en vercieren, is dese als een Koninginne onder de goude Vlinders; want haer uyterste vleugels vertoonen vier diamanten, blinckende als in een roode ringh-kas, ende een glanssigen luyster van sich gevende: by na den Diamant en Hyacints de ooghen uytsteeckende, want sy lichten heel schoon (als sterren,) rontomme van haer werpende haer schitterende voncken, als een Regen-boogh; vliegende in de stralen van de son, wort'er een flickerende weerschijn en glans gesien.
Hier te Landt heeft men Beesjens diese Speckeeters, als mede Schalbijters, ende noch een soort diese Puystebijters noemen: dese laetste hebben een seer dick hooft, en een langh en dun lijf, met geestige coleuren gemarmert, vier lange doorschijnende vleugels; men sietse in 't schoonste van den Somer, en voorbeduyden warm weder.
De Witjens zijn wat kleender, ende bykans van een fatsoen als de goude Vlinders, sommige hebben heel witte vleugeltjens, sommige met zwarte stipkens in het midden, en aen de kanten geteeckent.