Van de Mol.
DE Mollen zijn grooter als de Muys, de coleur is zwartachtigh, en hebben seer sachte vellen, sy zijn blindt, daer en tegen is haer gehoor seer scherp.
Sy wroeten altijdt in en onder de aerde, waer uyt sy seer selden te voorschijn komen.
Haer pootkens zijn met lange scherpe nagelen versien, met welcke sy de aerde los en omkrabben: het voorste van haer hooft heeft de gedaente van een Varcken, met welcke sy de aerde, eerst met haer poten omgevroet, opwerpen, om alsoo plaets en ruymte voor haer te maecken.
De Molle-vellen levendigh afgehaelt, worden ghebruyckt tot borst-lappen, van de geene, die met teeringh, benauwde borst, korte aessem, kuch en hooft gequelt weorden, op de naeckte borst gehangen, zijnse een genees en hulp-middel tegen de drop in de sogende vrouwen haer borsten.