Eichhorn
der goet voor de miltzuchtige. Het vlees tegen de droppel-pis en steen. Het bloet tegen de blaes, of nier-steen.
Als de Egels haer haestigh van het Veldt afpacken, en in haer nesten verbergen, is een gewis teecken datter onweer op handen is.
Sijn nest heeft twee gaten, het een tegen het Zuyden, en het ander tegen het Noorden, en daer hy dan merckt dat de windt van daen sal komen, weet hy te stoppen.
Als hy merckt dat men hem soeckt te vangen, soo treckt hy snuyt, buyck en voeten in malkander, en rolt sich soo ront in een als een kloot, soo datmen hem nergens dan aen sijn scherpe pennen kan tasten.
Hy leydt soo stil dat men hem geen aessem siet scheppen, als of hy doot was, ten zy dat hy in warm water geleydt wort, soo rept hy hem, ende doet sich wederom uyt malkander.
En als men hem soeckt om de huydt te vangen, soo bepist hy hem, en wentelt sich daer in, soo dat daer door de huydt verrot, en de pennen uytvallen.
Daerom gevangen zijnde, sal men den Egel terstont in het water leggen, als dan ontwint hy sich, en alsoo in aller haerst by de achterste voeten gegrepen, en aen de self de levendigh opgehangen, latende hem van honger sterven, soo kan hy met sijn pis geen schade doen.
Dese Egels worden verdeelt in twee soorten; van welcke de eene een Varckens- en den ander een Hondts-muyl heeft.
In Brasil loopt een Dier, den Egel in alles gelijck, met onderscheyt, dat sijn borstels heel lang, bleeck van verwe, en aen 't eynde swart, en soo scherp als een elssen zijn; In welckers natuer, een bysondere eygenschap verborgen is, soo dat dese borstels, van het Dier afgescheyden zijnde, van selfs, door huydt, vleesch, leer, en plancken doorboren.