Van de Muskus- en Besoar-geyt.
WY bevinden in de oude schriften dat dit geslacht van beesten alleen by de Arabiers bekent is gheweest, hoe wel sy in de beschrijvinge seer verscheelen, nochtans komen sy daer in over een datse het beest onder het geslacht van de Geyten stellen. Den seer geleerden Heer Johan van Beverwijck, handelende van de Muskus, schrijft 'er aldus van. De Muskus komt ons uyt Indien, alwaer 't groeyt in de navel van seker beest, een Geyt gelijckende, maer veel grooter. Als dit beest ritsigh of tochtigh wordt, dan zwelt sijn navel dick op, en wordt gelijck een verheven gezwel, vol grof bloet, op welcke tijdt het beest, als dol en onsinnigh, hem onthout van eeten en drincken, en rolt gestadigh over de aerde, waer van de uytpuylende en opgezwollen navel van 't beest doorbreeckt, daer uytbarstende dat dick en grof bloet, zijnde bruyn geel van verwe, en daer na een seer lieffelijcke reuck van hem gevende: dit dan van de Iagers vergadert zijnde, wordt in vellekens van de selve beesten, die te voren by haer gevangen waren, gesteken en bewaert.
Datse niet alleen in Indien, maer oock in China, Persien, Africa en Aegypten gevonden worden, hebben sommige naergelaten. Men seyt oock datse alleen met welrieckende kruyden gevoedt worden, en onder die voornamentlijck met de Nardus, waer van de Muskus ofte 't bloet, 't welk omtrent de navel te samen stremt, sijn lieffelijcke reuck verkrijght.
De Muskus-Geyt is met een uytnemende snelheyt begaeft, en wordt daerom oock selden levendigh gevangen.
De Muskus wordt in 't herstellen van de krachten, bevingen, bezwijmingh, en winden dickwils met groot voordeel van de Genees-meesters inwendigh voorgheschreven. Uytwendigh gebruyckt men het in reuckballen, roockinge, seepen, salven, mondt- en haer-poeyers, &c. Doch soo wel het inwendigh als uytwendigh ghebruyck konnen sommige Vrouwen niet verdragen, want daer door in haer de opstijgingh van de lijfmoeder verweckt wort. De Muskus wordt op verscheyde wijsen vervalscht, en voor oprechte de onkundige in de handt gestopt.