Van den Zebra, en van den Muyl-Ezel.
DE Zebra vergelijckt sich in gestalte des lichaems seer na met den Muyl-ezel, doch is door sijn vruchtbaerheyt, gekartelde en gestreepte hayren, merckelijk van den selve verschillende. Deze streepen sacken van de rugh nae de buyck toe, en zijn door driederleye verwe, te weten zwart, wit, blinckend geel ofte bruyn-roodt onderscheyden, ront om de kanten gekartelt, en omtrent drie vingeren breedt. De staert is roodt-blinckent van coleur. De voeten en klauwen verschillen niets van die van den Muyl-ezel.
Dit geslacht van Beesten wordt alleen in Africa, en voornamentlijck in ʼt Koninghrijck van Kongo overvloedigh gevonden. Sy gaen in groote menighte Kud-wijs by een vergadert in de wildernissen weyden, en soecken also in ʼt wilde van de kruyden haer voetsel.
De versamelingh van voort-teeling wordt als in de andere viervoetige beesten volbracht. Het wijfjen werpt jaerlijcks een jongh, waer doorse seer vermenighvuldight worden.
Sy zijn licht en wacker te voet, waer in sy de Paerden verre overtreffen: hier uyt is het spreeck-woordt der Portugesen ontstaen, die, als sy yemandt snel noemen willen, seggen dat hy gezwinder als de Zebra is.
De Zebra soude lichtelijck getemt, en in de plaets van Paerden, die aldaer niet gevonden worden, soo in tijdt van oorlogh als vrede gebruyckt konnen worden: maer de onkunde van ʼt temmen der beesten, als mede om andere runder-beesten onder het juck te brengen, berooft de Barbarische Mooren van soo merckelijcke diensten, waerom sy oock soo wel in ʼt bearbeyden van ʼt landt, als in ʼt reysen gedwongen zijn den dienst en hulp van haer Slaven te gebruycken.