Van den Esel.
DEn Esel is door sijn lange en breede ooren by een yeder soo wel bekent, dat wy een nader beschrijvinge van de selve voor by stappen.
In veele Landen van de bekende werelt, wordt dit beest tot een lastdragent dier onderhouden: doch in koude Landen wordt het niet veel gevoedt, om dat het de koude weynigh verdragen kan.
Hy en is niet heel keurigh in sijn voedtsel: want hy met weynigh en slechte spijs te vreden is, de bladeren van de boomen, distels, hop en kaf versmaedt hy niet. Water is sijn gemeene dranck. Een Esel op een tijdt vijgen gegeten hebbende, en sekere jongen sulcks siende, seyde: dat men hem oock wijn daer toe behoorde te geven, waer over Polemon of Chrizippus tot sulcken lach uytgeborsten, dat hy 'er van gestorven is.
Dit geslacht van beesten is seer geyl. De versamelingh wordt van haer gelijck in andere viervoetige dieren volbracht. Den Esel is met een uyttermaten groot teel-lidt versien. De Eselin draeght gelijck het Merry-paerdt, twaelf maenden, ende brenght een jongh tseffens voort. Tweelingen worden van haer selden gesien. Indien sy niet gebaert heeft, eer sy haer teken-tanden verliest, sal sy daer na noyt ontfangen, maer indiense van te vooren geworpen heeft, kan sy oock den geheelen tijdt van haer leven baren. De Eselin zwanger zijnde, en haer barens tijdt genakende, schuwt het licht, en ʼt gesicht der Menschen, en werpt alsoo haer jongh op een duystere en verborgene plaetse.
Sy bereycken in ʼt gemeen den ouderdom van 30 jaren, ten waer sy door zwaren arbeydt afgeslooft, van de doodt verhaest wierden: evenwel is den Eselin taeyer van leven als den Esel.
Den Esel is een sonderlingh bot en traeg dier, en om dien oorsaeck soo seer veracht, soo dat oock de Menschen van dien aert, hoe wel sy met geen lange Esels ooren versien zijn, met de naem van Esels gekent worden. Datse nochtans onderwesen konnen worden bewijsen eenige voorbeelden by sommige naergelaten. De bekende Schrijver Gesnerus, verhaelt volgende konsten door sekere Eselin vertoont selfs gesien te hebben. Die Eselin, seydt hy, veranderde eerst driemael haer dans na de verscheydentheyt van 't instrumentael geluyt: en sy danste met de voorste voeten opwaerts verheven, en dat met ongemene wackerheyt: daer na haer blijdtschap als in groote droef heyt verandert zijnde, storte sy ter aerde en bleef als doodt leggen, en konde met het schoppen van de voeten niet beweeght werden om haer te roeren. Daer na geboden zijnde de Aenschouwers te groeten, draeyde sy haer hooft en oogen op een menschelijcke wijs na een yeder toe, sich met de voorste knyen sedigh buygende. En dat meest te verwonderen was, sy sprongh op het wincken van haer Meester even als de honden door den hoep: en ten lesten haelde sy op de wijs van een waterhondt een wechgeworpen handtschoen of neusdoeck, en bracht die by haer Meester. Bodinus heeft naergelaten, dat een Esel op seker schouw-toneel gebracht zijnde, gheboden wierdt de schoonste uyt al de Vrouws-persoonen op te soecken, waer in hy niet traegh was, dese gevonden hebbende, belaste sijn Meester hem een maetje haver te brengen, waer over dit beest seer verheught scheen, en indien hem sijn Meester toesprack, gaf hy door tekenen, gebaerden en geluyt te kennen, als of hy sijn woorden seer wel verstondt.
De Eselen dragen een sonderlinge liefde tot haer jonge veulens, de welcke als sy in noot sien met alle bedenckelijcke poginge soecken te hulpe te komen, selfs water noch vuur ontsiende: geen minder toeneygingh bespeurt men onder haer tot die van haer eygen geslacht, soo datse gelijck als bezwijcken, wanneer sy yemandt van het selve sien sterven.
Wanneer de Esels van de scheerlingh of dullenkervel gegeten hebben, vervallen sy