klauw als een Geyt, en de rechter zijde van de voet hayrigh. Hy toonde een wilden aert, en dat hy d'eensaemheyt beminde. Dese twee Eenhoornen wierden den Sultan van Mecha, als een bysonder seltsaem dingh, en dierbare schat, van een Aethiopisch Koningh vereert, de welcke door dit geschenck met de gemelden Sultan d'oude vriendtschap begeerde te bevestigen.
Den Eenhoorn wordt geseyt een besondere genegentheydt tot de Maeghden of Ionckvrouwen te dragen, en een groot vermaeck in lieffelijcken reuck te scheppen. Hier uyt hebben eenige een sonderlinge manier om dit beest te vangen te voorschijn gebracht. Men neemt een kloeck sterck Ionghman, en doet hem schoone Vrouwelijcke kleederen aen, en besmeeren hem met eenige welruyckende salve, en setten hem aen die plaets daer dit dier gemeenlijck komt of sijn verblijf heeft, soo na, dat het de reuck daer van kan ontfangen. De andere Iagers verbergen sich ondertusschen niet wijdt van daer onder de heggen. Als nu dit beest den reuck gewaer wordt, en de opgepronckte vrouwelijcke kleederen siet, ylt het daer na toe, en light sich in den schoot van de Iongelingh, die dan het selve omhelst, waer door het beest in slaep gebracht wordt, hier op springen de verborgen Iagers te voorschijn, vangen ʼt, en sagen hem den hoorn af, en laten het als dan wederom wech loopen.
De plaets alwaer dit beest gevonden soude worden, wordt verscheydentlijck aengewesen, eenige noemen de woestijnen van Arabien; andere d'onbewoonde plaetsen tusschen ʼt uytstekent Hooft der Goede Hope, en dat ʼt welck in ʼt gemeen de Currentes genoemt wordt; sommige stellen hier toe het Rijck van Besma en Lambri, of de uytterste deelen van Asia, tusschen de Bergen van Indiën en Kataja.
Op verscheyde plaetsen worden eenige hoornen van dit beest, soo het gemeen gevoelen is, getoont en bewaert. De be-