Van de Princen van Orangien.
HOe veel de vereenighde Nederlandtsche Provintien, voor haer bevochten vryheydt aen de kloeckmoedige Princen van Orangie, Graven van Nassauw, &c. schuldigh zijn, kan in de gedenck-schriften van de Nederlandtsche oorlogen wijdtloopigh na gesien worden. Wy sullen alhier het leven en bedrijf van die Vorsten, in 't kort ten toon stellen.
Wilhelm, was de eerste van dien doorluchte stam, de welcke door Keyser Karel tot Lieut. generael van sijn Krijghs-benden verkooren, en door Koningh Philippus de tweede, tot Gouverneur en Capiteyn generael van Hollandt, Zeelandt, Utrecht, en Borgondien gestelt wierdt. Dese versiende Vorst, beseffende de aenwas der Nederlandtsche troebelen, en de toelegh van den Hertoch van Alva op sijn persoon, verlaet zijn Gouvernement en begeeft sich by sijn Broeder in Duytslandt. Seer nam hy de ellendige staet der Nederlanden, en het vervoeren van sijn Soon Philippus van Buuren ter herten. Door veel vluchtende Edelen en verscheyde Nederlanders aengemoedight, gespt het harnas aen, en treckt met een tamelijcke macht den Hertogh omtrent Maestricht onder de oogen. De Hertoch geen sin in een kans-wagingh hebbende, socht alleen het Princen Leger uyt te duren. De Prins den toeval der Steden door te stercken guarnisoen belet, en 't gebreck van lijf-tocht be-oogende, treckt met sijn krijghsmacht tot bystant van Condé Vranckrijck in, en keert alsoo wederom in Duytslant. De Hertoch van Alva, als doen de handen ruym hebbende, leyt het verkrachten van den Staet te werck; moorden, rooven, branden, schatten en scheeren was sijn dagelijcks toelegh. De Grave van Lumay, nevens veel gevluchte Edelen en gemeene Landtsaten, Engelant ontseyt zijnde, spat met een vloot van in de 50 schepen het gat van de Maes in, bemachtight den Briel, en plant Orangie vaendelen op de wallen. Die van Vlissingen dese tijdinge hoorende, sacken van selfs in de schoot van de Prins van Orangie, en na diens voorschrift zijn andere Steden gevolght. Hier op sackt de Nassauwsche Vorst met nieuwe macht naer beneden; en na getoont hebbende veel vrome feyten, is hy in 't jaer 1582 op den 18 Maert, tot Antwerpen door eene Jan Jauregni met een roer, de koegel onder 't slincker oor ingaende en in de rechter kaeck weder uytkomende, zwaerlijck gequetst, doch de wonde is tot verwonderinge van de Genees- en Heel-meesters geluckighlijck genesen. Doch eyndelijck in 't jaer 1584 op den 10 Iuly, door Balthazar Gerardts tot Delft doorschooten, en alsoo dese Werelt ontruckt.
Maurits sijn Vader in 't Landt-bestier gevolght zijnde, gaf kennelijcke proeven van sijn voorsichtige dapperheyt. Na het vertreck van de Graef van Lycester wiert hem door volle toestemminge der Staten, het Stadthouders-, Capiteyns- en Admi-