ken door diense haer nagels aen de vingers niet en korten, maer langh laten uytgroeyen.
In 't gemeen zijnse leckere en tedere menschen, plachten niet van de moeyelijckheyt des oorloghs te houden; haer nabuur den grooten Cham van Tartarijen, heeft voor weynigh jaren, terwijl de groote van China om 't Rijck twistende waren, hun overvallen en het landt geheel onder zijn gewelt gebraght. Anders zijnse wel de schranderste van alle de Oost-Indische volckeren, sy oeffenen verscheyde konsten: de Druck-konst is by haer al in out gebruyck geweest. In het Porceleyn en Lak-werck te bereyden zijnse meesters: gelijck sulcks heden ten dage aen een porceleyne Tooren seer konstigh en kostelijck van de gront tot een groote hooghte opgebouwt, blijcken magh: dese Tooren hebben de Tartaren daerse andersints alles verwoesten en vernielden in zijn geheel gelaten, alleen door de groote schoonheyt ende kostelijckheyt van dit porceleyne gebouw daer toe beweeght zijnde.
Sy hebben kennisse van het boskruydt, grof en kleyn geschut: in het wercken van zijde, katoene, en andere stoffen zijnse soo net en schrander datse d' Europers in veele overtreffen.
Niemandt in geheel China en magh geweer dragen, noch in huys hebben, dan alleenlijck die daer toe geordineert zijn en soldye van den Koningh genieten, als zijn de Soldaten, wiens kinderen het selfde officie van soldaet volgen. Dese hebben tot een teecken een ronden geelen hoet op 't hooft, en wanneerse ten oorlogh gaen treckense een rock aen die met katoen soo stijf gevoert is, datse een steeck van een spies of rappier wederstaen kan.
Die veel Dochters heeft wordt voor rijck geschat, want de huwelijcks-gift die de Bruydegom aen den Bruydt schenckt, wordt wederom van de Bruydt aen haer Ouders voor de onkosten van haer opvoedingh behandight, die het selve naer haer goetduncken gebruycken.
De maniere van haer maeltijden is, dat soo menige persoon als 'er genoot is, soo menigh tafel is'er bereydt: dese tafelkens zijn seer net geschildert, vergult en verciert, rondtom de kanten met zijde damast naer yeders staet tot op de aerde behangen. Op 't midden wordt de spijs in porceleyne of silvere Schotelen opgedischt, de welcke van te vooren gesneeden en om te eten bereydt is, wantse de selve met geen handen aentasten, maer weten gevoeghlijck de stucken met twee zwarte houtjens te vatten en aen de mondt te brengen, waerom sy oock geen servetten om haer handen te reynigen, gebruycken. In het drincken zijnse matigh, drincken wel dickwils maer yeder reys seer weynigh.
Het gemeene volck gebruyckt in 't groeten dese manier, sy sluyten de lincker handt en bedeckense met de rechter, en voegense alsoo beyde aen de borst, met veel buygen en bucken des hoofts nederwaerts. Den Adel ofte Mandorijns, sluyten in het ontmoeten de handen en vingeren in malkanderen, en maken alsoo met de armen een booge, en als dan blijvense staen met buygen en neygen des hoofts en 't geheele lijf.
De geleertheyt en wetenschappen worden onder haer seer geacht ende naerstigh geoeffent.
Haer Afgoden-dienst plegen sy aen afgrijsselijcke Beelden, en bidden den Duyvel aen, alleen om dat hyse geen quaet en soude doen.
Wanneer yemandt op zijn sterven leydt soo settense hem voor een geschilderde Duyvel, met de Son in de lincker en een ponjaert in de rechter handt, en beveelen den siecken hem scherp aen te sien, om hem in de andere werelt te vrient te hebben. Sy aenbidden oock de Son en de Maen, en wanneer eenige Eclipsis verschijnt, zijn sy voort besigh met offerhanden te doen, want vreesen datse alle sterven en vergaen sullen.