Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] III. Avond Nu is de laatste straal der zon geweken, en in den hemel zijn de kleuren broos, zoodat de zuiderwind, die ademloos erlangs wuift, schuchter doet verbleeken het laaiend rood tot bijna blauwend roos dat geelgroen is waar 't in de zee gaat breken. Nu is 't het uur dat elke ziel zich koos om, op het water dat zoo luid kan spreken, te varen in de schaduw der paleizen, wanneer met dieper kleur de zomernacht het laatste blauw des hemels gaat vergrijzen, en neerdaalt van het zwart bewolkte oosten, dat lichtend niet zoo innige schoonheid bracht, volmaakte goedheid die bijna kan troosten. Vorige Volgende