Hij had nu voorgoed afgerekend - voor zoveel een mens dat ooit geheel kan doen - met zijn jeugd en met
het land, waarop hij nu wel een andere kijk had dan ten tijde dat hij er met zijn ouders verbleef. En hem
horende spreken over de toestanden aldaar en in andere landen, gaf ik er mij rekenschap van hoezeer hij
geëvolueerd was in de laatste tijd. (Ik had reeds in hem een eerste verandering waargenomen, toen ik
hem in 1933 te Parijs opzocht). Zijn reacties op politieke en litteraire toestanden waren nog altijd even
spontaan en scherp, maar hadden niet meer die overtuigende zekerheid. Hij kon ook zoveel
gemakkelijker zwijgen dan vroeger, en dit was wel zeer opvallend. Ook in zijn brieven uit de laatste jaren
was iets veranderd; er was iets uit verdwenen, iets wat men de d'Artagnan-toon zou kunnen noemen, die
toon die bij anderen zou hebben geërgerd, maar die hem niet misstond omdat het een behouden
karaktertrek was van zijn jeugd.
Voor de rest was hij nog altijd de oude. Hij sprak weer over Stendhal, zoals haast ieder maal dat ik hem
ontmoette. Multatuli en Stendhal waren zijn twee grote liefdes. Veel heeft hij over Multatuli geschreven,
maar nog veel meer over Stendhal gepraat. Het is wel curieus, dat het laatste gesprek dat ik met hem had
niet zo veel verschilde van het eerste.
Meer bevoegden dan ik zullen eenmaal over de be-