Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 280] [p. 280] Samenspraak - Waar zijn we? Zeg me. De wind gaat liggen, de nacht spoedt ten einde. Een huis staat tussen berijpte bomen en op het dak staat een stok met een vlag - - Spreek zacht, wees voorzichtig, zie je dat venster? Zou jij voor mij, want jij bent de langste, naar binnen kijken en zeggen willen wat je daar zag? - - Ik zie een kamer. Ik zie glimlachend een vrouw ontwaken, een jong officier, bij 't bed gezeten, sluit in zijn handen de hand die zij reikt - - Ga verder. Ik voel aan je hand in de mijne dat wat je ziet te veel is voor woorden. Zie je de wieg staan en hoe de ontwakende vrouw er naar kijkt? - - Alles genade. Ik zie hun blikken, elkaar ontmoetend, zich samenvoegen tot een bekroning die blinkend boven de wieg blijft staan - - O kind ons geboren, gij zijt het alleen niet die hier het levenslicht aanschouwde, maar zij ook, en wij ook. De wind steekt weer op. De morgen breekt aan - [pagina 281] [p. 281] - Ik hoor kanonnen. De stormwind schudt de rijp uit de bomen. Hoor de vlag die boven ons wappert. Het is het mooiste geluid dat ik ken - - Halfweg de winter, halfweg de wanhoop desondanks aan het werk te blijven is wat de vlag zegt. God zegene hen en ons met hen. Vorige Volgende