Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 231] [p. 231] Ad infinitum De dienstmaagd giet van het geslachte lam het bloed de schaal uit. Gij legt naast de haard nieuw hout neer, vrouw, wier schoot mijn stem bewaart. De spiegel blinkt. Het vlees hangt in de vlam. Diep in het bos huilt een wolvin die baart, en mijn stamvader die de deur inkwam verheft wat hij als welp het nest uitnam en nu een kind is, blank en onbehaard. Wij staan één ogenblik, hij, ik, en 't wicht dat aan zijn schouder leunt, naar dit vertrouwd tafreel te zien: een wit vertrek, vol licht, vol geur van vlees en pas getimmerd hout, vol kort geluk, telkens opnieuw gesticht, een hofstee op een open plek in 't woud. Vorige Volgende